Sickbock en psycho babble
Schizofrene jongeren. Wat te doen? Pillen of therapie? De keus hoeft niet zo eenduidig te zijn, aldus Flip Schrameijer in zijn boek De adolescentenkliniek. Boeken&cetera: zondag 15 januari, 13.00-13.25 uur, Nederland 3
Door Dirk-Jan Arensman
De clichés van de psychiatrie zijn overzichtelijk en (haast) onuitroeibaar. Aan de ene kant heb je het beeld van de inrichting als totalitaire-staat-in-pocketformaat. Een kil monster waarin de patiënten in grijze lompenuniformen tot hun nok worden volgestouwd met medicamenten en elk vonkje rebellie gelijk wordt gedoofd met een paar flinke elektroshocks, omdat planten nu eenmaal niet tegenstribbelen. Verplegers als veredelde cipiers, de leiding als vernietigend goedbedoelende dictators met een wit kapje op. Het One Flew Over the Cuckoo's Nest-model, zeg maar.
Aan de andere kant van het vooroordelenspectrum had je de inrichting als softe babbelgemeente waarin de grenzen tussen behandelden en behandelaars op z'n minst vaag te noemen is, het toedienen van medicijnen gezien werd als een schandalige inperking van het recht van expressie van de patiënt die ook geen moment 'ziek' genoemd mocht worden. Een slachtoffer, dat wel, van de ouders, de maatschappij, het leven. De remedie: inleven, herbeleven, verwerken - met behulp van een scheepslading therapieën en nog meer begrip. Pillen en praten, het zijn dus de kernwoorden in de karikatuur én nog steeds in de behandeling van schizofrenie. Dat blijkt als je De adolescentenkliniek van Flip Schrameijer leest, de studie die vanmiddag centraal staat in Boeken &cetera. De ondertitel luidt 'Onderzoekers en behandelaars over schizofrenie', en het is een misschien wat taaie maar daarom niet minder fascinerende geschiedenis van de kliniek voor schizofrene jongeren die in 1982 aan de rand van het Amsterdamse Academisch Medisch Centrum werd geopend.
Aan de hand van interviews met psychiaters en onderzoekers, therapeuten en belangenbehartigers én zijn eigen ervaring in het psychiatrische veld (Schrameijer was onder meer medisch socioloog, creatief therapeut en hij speelde tien jaar lang een rol in de protestbeweging tegen de toenmalige psychiatrie) laat hij alle stormachtige avonturen en subtiele koerswijzigingen de revue passeren.
De idealen uit de jaren zeventig en het streven naar totale genezing waar het allemaal mee begon. Het relatieve falen van de psychoanalytische gezinstherapie van mensen als Iki Freud en Louis Tas. Hoe men bijna bij toeval stuitte op de grote risicofactor cannabis, die vondst publicitair wist uit te buiten en schoorvoetend de zegeningen van de biologische psychiatrie erkende. En welke hoopvolle ontwikkelingen er de laatste jaren te melden zijn - zoals de zogenaamde glutamaathypothese waarmee de drijvende kracht achter de kliniek, Don Linszen, de werking van cannabis hoopt te verklaren.
Conclusie: de twee clichékampen die vijfentwintig jaar geleden nog bijna een stammenoorlog voerden - de pillen tegen de peuten - groeiden langzaam naar elkaar toe. De houding van respect en begrip voor de patiënt bleef terwijl de biologische (en biochemische) kennis groeide. 'Nog steeds,' eindigde Schrameijer vorige maand nog een in Vrij Nederland gepubliceerde bewerking van de proloog van zijn boek, 'worden psychiaters die de medicinale behandeling voorop stellen bekeken alsof zij collega's zijn van Marten Toonders professor Sickbock. En praattherapieën al te makkelijk afgedaan als slappe psycho babble. Het wordt tijd voor de erkenning dat het een nog zonder het ander kan.' 'Ik,' schrijft de oude activist, 'heb die stap nu ook gezet.'
Uit: VPRO Gids Nr. 2 (14 t/m 20 januari 2006)