Levensduur stijgt amper
Mannen genieten nauwelijks langer van hun pensioen dan vijftig jaar geleden. De levensverwachting van een 65-jarige is in een halve eeuw met nog geen twee jaar gestegen.
Deze cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek staan haaks op het wijdverbreide idee, dat we allemaal stukken ouder worden. Dat idee is ook wel terecht: sinds 1900 is de levensverwachting van mannen gestegen van 47 naar ruim 75 jaar. Maar dat is het perspectief van pasgeborenen. Hun levensweg is vooral verlengd, doordat in de afgelopen eeuw de kindersterfte is teruggedrongen en het aantal verkeersslachtoffers is verminderd. En elke vermeden sterfte van een jongere weegt zwaar in de statistieken.
Maar vanaf het 65ste jaar is er niet veel veranderd. De Nederlandse man heeft bij het bereiken van de pensioenleeftijd nu nog gemiddeld 15,4 jaar te gaan, anderhalf jaar meer dan de 65-jarige uit 1960. In 1861 had een man van die leeftijd nog altijd ruim 10 jaar voor de boeg. Voor 65-jarige vrouwen is de winst groter: zij zijn er in een halve eeuw 3,6 jaar op vooruit gegaan.
Toch wordt de hogere levensverwachting vaak gebruikt als argument om de pensioenleeftijd op te hogen. Dat is dus niet terecht, maar het neemt niet weg, dat de vergrijzing een probleem wordt. Vijftig jaar geleden stonden tegenover elke 65-plusser acht leden van de beroepsbevolking. In 2030 zijn dat er niet veel meer dan twee. Om de verhouding van 1955 te ’herstellen’ zou de pensioenleeftijd boven de 70 jaar moeten komen te liggen.
Dit is dan om de statistieken weer op peil te brengen. Jouw leven is niet belangrijk in dit onderzoek
En om deze statistieken eens echt onderuit te halen adviseer ik je om op je 45 ste verjaardag met pensioen te gaan......