De groene leugen !!
Wo 21 December 2005 00:28 |
Frank |
10663 keer bekeken |
0 reacties |
2 x aanbevolen |
Artikel voorlezen
Het wordt in roze tinten verkocht. Maar de groene droom blijkt een zwarte nachtmerrie: onbetrouwbaar, onbetaalbaar en niet eens groen. En dan wordt er ook nog mee gesjoemeld. Als er geen stokje voor wordt gestoken, gaat groene stroom de schatkist tientallen miljarden kosten. Groene stroom is zoiets als een kopje koffie met een mariakaakje. Huiselijk, warm ouderwets en een hoge aaibaarheidsfactor. Wie kan daar nu tegen zijn?
Helemaal als de brief van het energiebedrijf als volgt begint: 'Wij als leverancier en u als gebruiker van stroom zijn samen verantwoordelijk voor het milieu. Samen kunnen wij werken aan een schoner milieu, voor nu maar ook voor de toekomst.' Later verneem je dat de poolkappen smelten en de zeespiegel stijgt waardoor die schattige ijsbeertjes dreigen uit te sterven en Amersfoort aan zee komt te liggen.
Al dat onheil roept de burger over zichzelf af door normale elektriciteit, ook wel grijs of vies genoemd, uit het stopcontact te halen, zo is de burger de afgelopen jaren via talloze door de overheid betaalde reclamespots verteld. Daartegenover staat groene stroom, ook wel schone stroom of eco-stroom genoemd. Wie een handtekening onder het contract van het energiebedrijf zette, werd in één keer gepromoveerd van machteloze sukkel tot Superman, redder van de planeet. Bovendien kost de aanschaf van een groen geweten nauwelijks iets extra's: 1 tot 2 euro per maand. Kun je het die ruim één miljoen Nederlanders dus kwalijk nemen dat ze de afgelopen anderhalf jaar een abonnement op groene stroom namen? Broeikas-debat De term 'groen' is de afgelopen jaren synoniem geworden voor milieuvriendelijk. Met de kleuraanduiding in het begrip^ groene stroom wordt echter net iets anders bedoeld: klimaatvriendelijk.
Sommige gassen in de aardse atmosfeer hebben het vermogen om de door de aarde uitgestraalde warmte tegen te houden. Als een broeikas kunnen ze zo de aarde verwarmen. Wolken bijvoorbeeld hebben een voor iedereen waarneembaar broeikaseffect: bij een heldere hemel is het 's nachts kouder dan wanneer er wolken zijn.
Veel gassen bezitten dat vermogen, onder meer waterdamp, methaan en kooldioxide (C02). Het broeikasdebat concentreert zich op het laatste gas. Niet omdat dit een sterker broeikaseffect zou hebben dan de andere gassen (dat is niet zo) en ook niet omdat er meer kooldioxide in de atmosfeer zit dan andere gassen (evenmin het geval), maar omdat het C02-percentage in de atmosfeer de afgelopen eeuw is gestegen.
Het is een merkwaardig debat. Eigenlijk valt kooldioxide nauwelijks milieuvervuiling in de traditionele zin van het woord te noemen. Het is zelfs zo dat de natuur gek is op C02. Landbouwgewassen en bossen gedijen erbij. Zo groeien bomen langs een snelweg dankzij de C02-uitstoot van auto's beter dan in een bos. In zekere zin wordt de aarde dan ook groener van grijze stroom dan van groene stroom.
Toch wordt het broeikaseffect (en dan vooral dat van C02) als het belangrijkste hedendaagse milieuprobleem gezien. Een groep wetenschapsmensen onder auspiciën van de Verenigde Naties, het IPCC (International Panel for Climate Change), publiceert er voortdurend rapporten over en sinds premier Margaret Thatcher van het Verenigd Koninkrijk, van origine een chemicus (sommige politicologen vermoeden dat ze via het broeikaseffect meer aanzien onder collega-regeringsleiders hoopte te verwerven), het ooit op een top aankaartte, is het broeikaseffect tevens een politiek issue van de eerste orde geworden.
Via het zogeheten Kyoto-protocol hebben veel landen afgesproken de uitstoot van C02 terug te brengen. Het is de vraag in hoeverre dit akkoord nog levensvatbaar is (Amerika tekent niet en Rusland, Canada en Australië twijfelen), maar op de Wereldtop voor Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg hebben vooral de Europese landen de intentie uitgesproken dat ze nog verder willen.
Op het vermoeden dat het broeikaseffect het klimaat zou veranderen, valt veel af te dingen. Het eerder genoemde IPCC geeft zelf toe dat de kennis van het klimaat gering is. Daarnaast is kooldioxide lang niet het belangrijkste broeikasgas en is de hoeveelheid C02 die mensen in de atmosfeer brengen maar klein (2 tot 5 procent) in vergelijking met wat de natuur (onder andere via vulkanen) zelf produceert. En dat kleine beetje gas van ons zou het klimaat verstoren? Zou de planeet Aarde werkelijk zo krakkemikkig in elkaar zitten? Er zijn dan ook steeds meer wetenschappers die hun twijfels over de theorie uitspreken. Ook over de onafhankelijkheid van de wetenschappers die de broeikastheorie aanhangen, valt te twisten. Zo is prof.dr. Catrinus Jepma de enige Nederlander doe tweemaal achtereen als voorzitter van een wetenschappelijke com missie van het IPCC heeft gefungeerd. De milieu-econoom Jepma bekleedt de Greenpeace-leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Dat tekent de verwevenheid van in elk geval een deel van het klimaatonderzoek met de milieubeweging, die in de theorie een vehikel ziet om de industriële samenleving in het hart te treffen. Kernenergie De opmars van groene stroom is direct gekoppeld aan Kyoto. Bij de verbranding van aardolie, kolen en aardgas ontstaat immers veel kooldioxide. Hoe geavanceerd en milieu-vriendelijk een moderne elektriciteitscentrale ook is, de uitstoot van kooldioxide valt nauwelijks te beteugelen als de brandstof van fossiele aard is.
Als degenen die menen dat de aarde naar de filistijnen gaat door het broeikaseffect hun eigen theorie serieus namen, zouden ze voor kernenergie moeten zijn. Een kerncentrale stoot geen kooldioxide uit. Ook heeft kernenergie in tegenstelling tot windmolens, waterkracht en zonne-energie bewezen dat het een groot deel van de elektriciteitsvoorziening van een geïndustrialiseerd land kan verzorgen (zie België en Frankrijk) en daarbij de burger ook nog eens met een lage kilowattuurprijs kan plezieren.
Stroom uit een kerncentrale mag echter niet groen heten. Als het om kernenergie gaat, verschiet het begrip groen opeens van kleur. Volgens tegenstanders is kernenergie niet duurzaam. Daarmee wordt bedoeld dat de uraniumreserves van de aarde op een gegeven moment, in de verre toekomst, opraken en er kernafval overblijft dat moet worden opgeborgen. Klopt natuurlijk.
Echter, windmolens worden nooit aan de man gebracht met het argument dat er maar zo weinig grondstoffen nodig zijn voor de miljoenen windturbines die volgens Kyoto zullen moeten worden gebouwd. Ook wordt nooit reclame voor groene stroom gemaakt met het argument dat er zo weinig afval overblijft als die onafzienbare rijen windmolens versleten zijn en moeten worden vervangen. Met andere woorden, de definitie van groen wordt aangepast bij de aaibaarheid van een energiebron.
Het zou overigens best kunnen dat dit meten met twee maten op zijn laatste benen loopt. Een van de verrassende uitkomsten van de Milieutop in Johannesburg is immers dat kernenergie voortaan ook als duurzame bron meetelt en er straks ook groene stroom uit een kerncentrale komt. Wel hebben Nederland en enkele andere landen ogenblikkelijk aangekondigd zich niet aan die kleurafspraak te houden.
Biomassa
Waar bestaat Nederlandse groene stroom dan wel uit? Meer dan de helft komt uit de verbranding van biomassa. Dat is een vergaarbak voor alles wat ooit plantaardig is geweest: hout, kippenmest, rioolslib, diermeel, palmpitten. Het merendeel echter is hout dat uit huisvuil wordt gewonnen.
Die biomassa wordt in dezelfde elektriciteitscentrales verbrand die grijze stroom produceren. Het is merkwaardig om dit groene stroom te noemen: een kolencentrale die om vier uur grijze stroom produceert en om één minuut over vier opeens groene stroom? De stroom verandert niet en de vervuiling neemt eerder toe dan af. Om die reden mag stroom uit de verbranding van biomassa in een land als Frankrijk geen groene stroom worden genoemd. Ook sommige Nederlandse energiebedrijven neigen daartoe. Zo biedt Nuon eerste kwaliteit groene stroom aan (uit wind, water en zon) plus tweede kwaliteit (uit biomassa). De milieubeweging hikt eveneens aan tegen de aanduiding groen voor de verbranding van biomassa. Milieuhoogleraar Lucas Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu wijst erop dat verbranding van kippenmest niet alleen vervuiling veroorzaakt, maar bovendien de bio-industrie in leven houdt. Rioolslib kan schoner worden verbrand in speciaal voor dat doel gebouwde installaties, maar omdat de energiebedrijven via biomassa belastingvoordelen voor groene stroom kunnen incasseren, staan die installaties nu duimen te draaien en wordt rioolslib onvollediger en dus vuiler verbrand in kolencentrales.
De geldpotten voor groene stroom wekken zo veel begeerte op dat energiebedrijven de wereld afstropen op zoek naar biomassa. Zo worden houtzaagsel en boomschors die overblijven bij de Canadese houtproductie in Nederlandse kolencentrales verstookt. Ook palmpitten uit Maleisië staan op de nominatie. Dergelijke vormen van biomassa veroor-zaken niet alleen conventionele vervuiling, zelfs in de strijd tegen het broeikaseffect zetten ze weinig zoden aan de dijk. De verbrandingswaarde van biomassa is kleiner dan van de in miljoenen jaren gecomprimeerde steenkool: voor één uitgespaarde bulkcarrier steenkool varen vijf bulkcarriers met houtpulp uit Canada naar Nederland.
De andere vormen van groene stroom zijn onmiskenbaar groener, maar ook daar vallen kanttekeningen bij te maken. Windmolens zijn weleens vogelgehaktmolens genoemd, wat niet geheel fair is, omdat hoogspannings-masten en het verkeer veel meer slachtoffers onder vogels maken. Desalniettemin worden er elk jaar weer dertigduizend vogels tussen de wieken van de Nederlandse windmolens vermalen en verpesten windmolens in de ogen van veel burgers het landschap.
Zelfs waterkracht, de groenste groene stroom, kent een bezoedeld blazoen. Het bouwen van waterkrachtcentrales staat de terugkeer van trekvissen zoals de zalm in de weg. Ook is het bouwen van stuwdammen een van de oorzaken van de overstromingen die zich de afgelopen tijd in Midden- en Centraal-Europa hebben voorgedaan: de natuurlijke loop van de rivieren wordt aangetast.
Van alle vormen van groene stroom spreekt die uit windmolens het meest tot de verbeelding. Wind kost niets en het is op papier dan ook een prachtig idee om de beweging van de wind af te tappen. Het zou dan ook buitengewoon aangenaam zijn als windenergie een aantrekkelijke stroombron was, net als het prettig zou zijn als mannen kinderen konden krijgen (beter voor de verhouding tussen de geslachten). Helaas. De natuur legt beperkingen aan zowel mannen als windmolens op.
Beperking nummer één: het waait niet altijd. Gemiddeld twee maanden per jaar staat een windmolen stil, een maand per jaar draait hij voluit en de rest van de tijd draait de molen min of meer op halve kracht. Het vervelende is bovendien dat het de wind een zorg zal zijn wanneer de samenleving elektriciteit nodig heeft.
Beperking nummer twee: de energie van de wind hangt af van het gewicht van de wind en van de derde macht van de windsnelheid. Omdat lucht weinig weegt, moet er een aardige bries staan, wil een windturbine elektriciteit leveren. Pas boven windkracht 4 doet een windmolen mee en pas bij windkracht 7 tot 8 draait de molen lekker.
Beperking nummer drie: maar een deel van de energie die in wind zit, kan door een windmolen worden benut. Al in 1926 redeneerde de Duitse natuurkundige Albert Betz volslagen logisch, dat wanneer je alle bewegingsenergie uit wind zou aftappen, die wind stil zou komen te staan. Hij ging rekenen en kwam tot de conclusie dat daardoor maar 59 procent van de energie die in wind zit, er kan worden uitgehaald.
De huidige windturbines zitten al aan die grens. Meer zit er niet in. Windmolens stammen uit de tijd van de trekschuit. De opbrengst van de huidige windturbine is aanzienlijk verbeterd, maar dat is vooral omdat de molens tegenwoordig hoger zijn. In die zin getuigt het geloof in windenergie ook van een gebrek aan historisch bewustzijn. Windmolens bestaan al zo'n duizend jaar. Zouden al die vernuftelingen van vroeger, de Da Vinci's en de Stevins, zo dom zijn geweest dat ze een unieke energiebron over het hoofd hebben gezien?
Nee, ze zagen het goed. Een windmolen produceert een 'microscopische' hoeveelheid energie, zoals het gepensioneerde directielid van het elektrotechnisch concern ABB en rabiaat tegenstander van windenergie ir. Hans Halkema het noemt. Een windmolen produceert evenveel energie als het topvermogen van een Opel Astra. Wel kost hij vijftig keer zoveel.
Subsidies
Dit argument zou groene stroom de das om moeten doen. De meeste groene stroom kan dan ook alleen met stevige subsidies betaalbaar worden gemaakt. Slechts biomassa en waterkracht zijn in staat om met grijze stroom te concurreren. Maar ja, stroom uit de verbranding van biomassa is nauwelijks groen te noemen en het hoofdstuk waterkracht in Nederland is door de geringe hoogteverschillen maar kort: er zijn hier slechts twee kleine centrales.
Zon en wind zijn echter inherent ondoelmatig, door de lage energie-inhoud van wind en zonlicht, en zullen naar alle waarschijnlijkheid nooit op eigen kracht met grijze stroom kunnen concurreren. Groene stroom uit zonneenergie is op dit moment zelfs dertig keer zo duur als grijze stroom. Daarom speelt zonne-energie in Nederland ook nauwelijks een rol. Ter verdediging van zonne-energie valt overigens aan te voeren dat daar, in tegenstelling tot windmolens, nog wel ruimte voor verbetering is. Zo profiteren zonnecellen van de almaar voortgaande ontwikkelingen in de halfgeleidertechnologie, die ons ook kleine en betaalbare computers hebben gebracht.
Om groene stroom met grijze stroom te kunnen laten concurreren, heeft de overheid een hele bureaula met subsidies opengetrokken: de REB (regulerende energiebelasting), de VAMIL (vrije afschrijving milieu-investeringen), de EIA (energie-investeringsaftrek) plus een regeling voor groen beleggen. De belangrijkste is de REB, ook wel ecotaks genoemd. Uit de ecotaks die over grijze stroom wordt geheven, gaat een deel rechtstreeks naar de producenten van groene stroom. Daarnaast hoeven de consumenten geen ecotaks over groene stroom te betalen.
Nu al kost groene stroom de schatkist jaarlijks minstens een half miljard euro, maar als de plannen doorgaan, rijzen de subsidies helemaal de pan uit. Thans tekent groene stroom voor minder dan 1 procent van de Nederlandse energievoorziening. Het beleid streeft naar 5 procent in 2010 en 10 procent in 2020. Overigens stelde de Europese Unie in Johannesburg een nog hoger aandeel voor: 15 procent in 2010.
Het merendeel van groene stroom moet net als nu uit de verbranding van biomassa komen. Wind is nummer twee en moet eenzesde van de groene stroom voor zijn rekening nemen. Op dit moment staan er in Nederland zo'n 1500 windmolens die bijna 500 megawatt opwekken, minder dan 1 procent van de Nederlandse elektriciteit. Volgens het huidige beleid moeten er in 2020 zesmaal zoveel windmolens zijn. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, het laatste cadeau van minister Jan Pronk (PvdA) aan de Nederlandse samenleving, kondigde zelfs een vermogen van 7500 megawatt windenergie aan, waarvan het merendeel op zee zal moeten verrijzen.
Volgens een recent rapport van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Kivi), zullen de kosten daarvoor 17 tot 27 miljard euro bedragen, drie tot vijf keer de Deltawerken, of om een meer hedendaags voorbeeld te gebruiken, twee tot drie keer de investeringen in de JSF-straaljager. Het Kivi-rapport: 'Men kan aan de nauwkeurigheid van de bedragen twijfelen, maar niet aan de ordegrootte. Men zou bij voorbeeld niet kunnen stellen dat het ook wel voor de helft van het bedrag zou kunnen worden gedaan. Anderzijds zou een forse overschrijding van het bedrag niet ondenkbaar zijn, gezien de ervaring die men in Nederland met grote infrastructurele projecten heeft opgedaan.'
Andere berekeningen komen nog hoger uit. Het Nationaal Kritisch Platform Windenergie schat op basis van de voornemens in de Energienota 2002 en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening dat er door de overheid via de ecotaks 45 miljard euro belastinggeld (een kwart van de staatsschuld kan ermee worden afgelost) zal worden doorgesluisd naar de windmolenindustrie. Een recent rapport van het Amerikaanse onderzoeksbureau Dri-Wefa schatte dat de kosten van Kyoto voor de Nederlandse economie in 2010 bijna 4 procent van het bruto binnenlands product zullen bedragen.
En dan nog is het de vraag of dit de totale som is. Als groene stroom werkelijk een rol van betekenis zou gaan spelen, wat de belastingbetaler moge verhoeden, dan komen er allerlei andere kosten bij. Een voorbeeld:
windmolens kunnen hoogstens een aanvulling zijn op gas, olie, kolen en uranium, maar nooit een vervanging.
De wind kan immers van het ene moment op het andere gaan liggen. Helaas duurt het enkele uren voor een reservecentrale in bedrijf kan worden genomen. Daarom zullen er altijd grote elektriciteitscentrales op de achtergrond met een laag en onrendabel vermogen moeten meedraaien om het wegvallen van de wind te kunnen opvangen. De kosten daarvan zijn nu nog niet in de prijs van groene stroom verrekend, maar dat wordt nodig zodra groene stroom werkelijk een rol gaat spelen.
Paddestoelen
Door alle belastingvoordelen en stimuleringsbedragen is groene stroom overigens wel een aantrekkelijke markt. Volgens het eerdergenoemde Kivi-rapport blijft er voor bouwers van windparken een winstmarge van 30 procent op een windpark over, wat verklaart waarom de windmolens als paddestoelen uit de grand schieten. Er valt goed geld mee te verdienen.
Eigenlijk zou groene stroom dankzij alle belastingvoordelen zelfs goedkoper kunnen zijn dan grijze stroom, maar dat mag niet van Brussel. Het verschil steekt de energiebranche in de zak. Vandaar ook al die aanbiedingen. Sinds de liberalisering van groene stroom vorig jaar is het een vechtmarkt geworden. Supporters van de voetbalclub NAC krijgen korting, NRE Energie in Eindhoven geeft een oplader voor de mobiele telefoon gratis.
De energiebedrijven verdienen meer aan groene dan aan grijze stroom en dat verklaart waarom ze bij bedrijven als Nuon opeens zo begaan zijn met het milieu. Voormalig Greenpeace-actievoerder Diederik Samsom in het vakblad van de energiebranche Energie Nederland: 'Er zitten een hoop jongens in de duurzame energiewereld die het milieu geen snars kan schelen. Ze willen alleen heel snel, heel veel geld verdienen.'
Het is dan ook volkomen logisch dat het kabinet-Balkenende een deel van de subsidies op windenergie afschaft. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de op prinsjesdag gepresenteerde plannen er zullen uitzien, maar naar alle waarschijnlijkheid krijgt geïmporteerde groene stroom steaks geen vrijstelling van de ecotaks meer.
Veel producenten van duurzame energie kopen dankzij de subsidies installaties in het buitenland aan. Zo heeft het Nederlandse energiebedrijf Nuon een windpark in Zuidoost-China en een waterkrachtcentrale in Turkije gekocht. Vooral windmolenparken in Duitsland zijn gewild, omdat daar tweemaal belastinggeld kan worden geïncasseerd: Duitsland heeft een systeem om de productie van groene stroom te subsidiëren en in Nederland wordt de consumptie ervan bevoorrecht. De Nederlandse subsidies zuigen groene stroom uit heel Europa aan. Als energiebedrijven niet genoeg groene stroom produceren, kunnen ze boetes krijgen. In veel landen is die boete echter lager dan de Nederlandse subsidie en dus is het voordelig om de groene stroom van landen als Denemarken, Engeland en Italië om te leiden naar Nederland.
Dit leidt tot bizarre situaties. Het CDA-kamerlid Roland Kortenhorst: 'We importeren bijvoorbeeld stroom, opgewekt uit bio-massacentrales in Zweden, waarna de Zweden bruinkoolstroom uit Polen opkopen. Dat lijkt me geen duurzame oplossing.'
Ad Brogtrop, directeur van het Projectbureau Duurzame Energie in het tijdschrift Energie Nederland: 'Er vloeit belastinggeld weg, zonder dat er in Nederland of in het buitenland capaciteit wordt bijgebouwd.' Hij schat dat daardoor jaarlijks zo'n 340 miljoen euro naar het buitenland lekt, voor grote rendabele productie-eenheden die de Nederlandse steun eigenlijk niet nodig hebben.
Deense les
Door voorstanders van groene stroom wordt voortdurend gezegd dat we achterlopen. Vooral Denemarken is het grote voorbeeld. Denemarken heeft vier keer zoveel windmolens als Nederland. De keerzijde hiervan is dat de Deense elektriciteitsprijs een van de hoogste ter wereld is. Van alle windelektriciteit die Denemarken in 2000 produceerde, moest 40 procent worden geëxporteerd, omdat het waaide op momenten dat er geen behoefte aan elektriciteit was. Voor de geëxporteerde elektriciteit kreeg Denemarken maar net iets meer dan 1 eurocent per kilowattuur, terwijl de elektriciteit in Denemarken ruim 7 eurocent per kilowattuur kost.
Een schatting van de Deense onderzoeker Peter Schoubye, hoofd milieu bij het Deens onderzoeksinstituut Haldor Topsoe, wees uit dat als 20 procent van de Deense elektriciteit via windmolens zou worden opgewekt, dit de Deense belastingbetaler 400 miljoen euro per jaar kost. Schoubye: 'De Deense politici hebben geen idee wat zij in werking hebben gezet. De enorme toename van het aantal windturbines komt alleen maar ten goede aan de vele eigenaren van windmolens (inclusief tal van politici zelf) en de windmolenindustrie, die als omgekeerde Robin Hoods miljarden verdienen ten koste van klanten, families met kinderen en gepensioneerden.'
Nadat de OESO, de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling, de Deense regering aan haar jasje had getrokken omdat er geen kosten-batenanalyse van de investeringen in windenergie was gemaakt, trok dat kabinet onlangs de stekker uit de groene droom. Een deel van de subsidies werd afgeschaft en de hoge prijs die de consument voor groene stroom moest betalen, ging nog verder omhoog. Sindsdien is de spectaculaire stijging van het aantal windmolens in Denemarken tot stilstand gekomen en zijn de aandelen van windbedrijven fors gedaald.
Duitsland, nog zo'n successtory. Dat land heeft bijna twee keer zoveel windmolens als Denemarken en is wereldleider in wind. Tegelijkertijd zijn er nergens in Europa zo veel actiegroepen (vierhonderd) tegen windmolens. De windmolenlobby jubelt over Duitsland, maar kenners weten beter. Ir. Jannes Verwer is directeur van E. on Benelux. Hij kent de ins en outs van windenergie omdat hij heeft meegeboden op de bouw van een 100 megawatt offshore windpark in de Noordzee.
Via zijn collega's in Duitsland weet hij hoe eerder dit jaar bijna een black-out in Noord-Duitsland ontstond. 'Er stak een onverwachte, forse storm op waardoor alle molens zichzelf uit voorzorg afschakelden. Daardoor moest binnen een uur 2500 megawatt aan extra elektrisch vermogen worden aangeschakeld. Dat was er wel, maar het was kantje boord of de turbines en de kabels het zoudenhouden.'
Naar aanleiding van dat voorval wordt er nu in Duitsland gepraat over een extra hoogspanningskabel van Noord- naar Zuid-Duitsland. Het is immers moeilijk om kolencentrales binnen een uur naar een hoger vermogen te draaien. Bij waterkrachtcentrales, waarvan er in Zuid-Duitsland veel zijn, is dat makkelijker: druk op de knop en de schuiven gaan open.
Conclusie van Verwer: je hebt vrijwel 100 procent reservevermogen nodig voor elke windmolen en er zitten veel verborgen kosten in windenergie. 'Zo'n extra hoogspanningskabel kost ongelooflijk veel, als je hem door milieuvoorschriften überhaupt al krijgt aangelegd.' Andere conclusie: 'Windenergie is idioot duur. Daar zou ik vrede mee kunnen hebben als de wereld daardoor zou worden gered, maar er valt zo veel meer aan nuttige zaken te doen met al dat geld.'
Kapitaalvernietiging
Meer dan een miljoen Nederlanders ( 15 tot 20 procent van alle huishoudens) gebruiken vandaag de dag groene stroom. Ze zijn er ingestonken.
Niet alleen omdat ze straks misschien veel meer voor hun stroom moeten gaan betalen dan de andere Nederlanders. Nee, ze hebben op basis van een omstreden en onwaarschijnlijke theorie gedacht dat ze de aarde konden redden. Dat hebben ze gedaan met vormen van stroomopwekking waarover zelfs de milieubeweging twijfelt of die wel groen mogen heten. Daarnaast werken ze mee aan een ongekende kapitaalvernietiging: als de groene leugen niet wordt gestopt, gaat het de schatkist tientallen miljarden euro's kosten. Geld waarmee boeven kunnen worden gevangen, waarmee de overheidstekorten kunnen worden gedempt of waarmee iets kan worden gedaan voor de allerarmste in de Derde Wereld.
Helemaal als de brief van het energiebedrijf als volgt begint: 'Wij als leverancier en u als gebruiker van stroom zijn samen verantwoordelijk voor het milieu. Samen kunnen wij werken aan een schoner milieu, voor nu maar ook voor de toekomst.' Later verneem je dat de poolkappen smelten en de zeespiegel stijgt waardoor die schattige ijsbeertjes dreigen uit te sterven en Amersfoort aan zee komt te liggen.
Al dat onheil roept de burger over zichzelf af door normale elektriciteit, ook wel grijs of vies genoemd, uit het stopcontact te halen, zo is de burger de afgelopen jaren via talloze door de overheid betaalde reclamespots verteld. Daartegenover staat groene stroom, ook wel schone stroom of eco-stroom genoemd. Wie een handtekening onder het contract van het energiebedrijf zette, werd in één keer gepromoveerd van machteloze sukkel tot Superman, redder van de planeet. Bovendien kost de aanschaf van een groen geweten nauwelijks iets extra's: 1 tot 2 euro per maand. Kun je het die ruim één miljoen Nederlanders dus kwalijk nemen dat ze de afgelopen anderhalf jaar een abonnement op groene stroom namen? Broeikas-debat De term 'groen' is de afgelopen jaren synoniem geworden voor milieuvriendelijk. Met de kleuraanduiding in het begrip^ groene stroom wordt echter net iets anders bedoeld: klimaatvriendelijk.
Sommige gassen in de aardse atmosfeer hebben het vermogen om de door de aarde uitgestraalde warmte tegen te houden. Als een broeikas kunnen ze zo de aarde verwarmen. Wolken bijvoorbeeld hebben een voor iedereen waarneembaar broeikaseffect: bij een heldere hemel is het 's nachts kouder dan wanneer er wolken zijn.
Veel gassen bezitten dat vermogen, onder meer waterdamp, methaan en kooldioxide (C02). Het broeikasdebat concentreert zich op het laatste gas. Niet omdat dit een sterker broeikaseffect zou hebben dan de andere gassen (dat is niet zo) en ook niet omdat er meer kooldioxide in de atmosfeer zit dan andere gassen (evenmin het geval), maar omdat het C02-percentage in de atmosfeer de afgelopen eeuw is gestegen.
Het is een merkwaardig debat. Eigenlijk valt kooldioxide nauwelijks milieuvervuiling in de traditionele zin van het woord te noemen. Het is zelfs zo dat de natuur gek is op C02. Landbouwgewassen en bossen gedijen erbij. Zo groeien bomen langs een snelweg dankzij de C02-uitstoot van auto's beter dan in een bos. In zekere zin wordt de aarde dan ook groener van grijze stroom dan van groene stroom.
Toch wordt het broeikaseffect (en dan vooral dat van C02) als het belangrijkste hedendaagse milieuprobleem gezien. Een groep wetenschapsmensen onder auspiciën van de Verenigde Naties, het IPCC (International Panel for Climate Change), publiceert er voortdurend rapporten over en sinds premier Margaret Thatcher van het Verenigd Koninkrijk, van origine een chemicus (sommige politicologen vermoeden dat ze via het broeikaseffect meer aanzien onder collega-regeringsleiders hoopte te verwerven), het ooit op een top aankaartte, is het broeikaseffect tevens een politiek issue van de eerste orde geworden.
Via het zogeheten Kyoto-protocol hebben veel landen afgesproken de uitstoot van C02 terug te brengen. Het is de vraag in hoeverre dit akkoord nog levensvatbaar is (Amerika tekent niet en Rusland, Canada en Australië twijfelen), maar op de Wereldtop voor Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg hebben vooral de Europese landen de intentie uitgesproken dat ze nog verder willen.
Op het vermoeden dat het broeikaseffect het klimaat zou veranderen, valt veel af te dingen. Het eerder genoemde IPCC geeft zelf toe dat de kennis van het klimaat gering is. Daarnaast is kooldioxide lang niet het belangrijkste broeikasgas en is de hoeveelheid C02 die mensen in de atmosfeer brengen maar klein (2 tot 5 procent) in vergelijking met wat de natuur (onder andere via vulkanen) zelf produceert. En dat kleine beetje gas van ons zou het klimaat verstoren? Zou de planeet Aarde werkelijk zo krakkemikkig in elkaar zitten? Er zijn dan ook steeds meer wetenschappers die hun twijfels over de theorie uitspreken. Ook over de onafhankelijkheid van de wetenschappers die de broeikastheorie aanhangen, valt te twisten. Zo is prof.dr. Catrinus Jepma de enige Nederlander doe tweemaal achtereen als voorzitter van een wetenschappelijke com missie van het IPCC heeft gefungeerd. De milieu-econoom Jepma bekleedt de Greenpeace-leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Dat tekent de verwevenheid van in elk geval een deel van het klimaatonderzoek met de milieubeweging, die in de theorie een vehikel ziet om de industriële samenleving in het hart te treffen. Kernenergie De opmars van groene stroom is direct gekoppeld aan Kyoto. Bij de verbranding van aardolie, kolen en aardgas ontstaat immers veel kooldioxide. Hoe geavanceerd en milieu-vriendelijk een moderne elektriciteitscentrale ook is, de uitstoot van kooldioxide valt nauwelijks te beteugelen als de brandstof van fossiele aard is.
Als degenen die menen dat de aarde naar de filistijnen gaat door het broeikaseffect hun eigen theorie serieus namen, zouden ze voor kernenergie moeten zijn. Een kerncentrale stoot geen kooldioxide uit. Ook heeft kernenergie in tegenstelling tot windmolens, waterkracht en zonne-energie bewezen dat het een groot deel van de elektriciteitsvoorziening van een geïndustrialiseerd land kan verzorgen (zie België en Frankrijk) en daarbij de burger ook nog eens met een lage kilowattuurprijs kan plezieren.
Stroom uit een kerncentrale mag echter niet groen heten. Als het om kernenergie gaat, verschiet het begrip groen opeens van kleur. Volgens tegenstanders is kernenergie niet duurzaam. Daarmee wordt bedoeld dat de uraniumreserves van de aarde op een gegeven moment, in de verre toekomst, opraken en er kernafval overblijft dat moet worden opgeborgen. Klopt natuurlijk.
Echter, windmolens worden nooit aan de man gebracht met het argument dat er maar zo weinig grondstoffen nodig zijn voor de miljoenen windturbines die volgens Kyoto zullen moeten worden gebouwd. Ook wordt nooit reclame voor groene stroom gemaakt met het argument dat er zo weinig afval overblijft als die onafzienbare rijen windmolens versleten zijn en moeten worden vervangen. Met andere woorden, de definitie van groen wordt aangepast bij de aaibaarheid van een energiebron.
Het zou overigens best kunnen dat dit meten met twee maten op zijn laatste benen loopt. Een van de verrassende uitkomsten van de Milieutop in Johannesburg is immers dat kernenergie voortaan ook als duurzame bron meetelt en er straks ook groene stroom uit een kerncentrale komt. Wel hebben Nederland en enkele andere landen ogenblikkelijk aangekondigd zich niet aan die kleurafspraak te houden.
Biomassa
Waar bestaat Nederlandse groene stroom dan wel uit? Meer dan de helft komt uit de verbranding van biomassa. Dat is een vergaarbak voor alles wat ooit plantaardig is geweest: hout, kippenmest, rioolslib, diermeel, palmpitten. Het merendeel echter is hout dat uit huisvuil wordt gewonnen.
Die biomassa wordt in dezelfde elektriciteitscentrales verbrand die grijze stroom produceren. Het is merkwaardig om dit groene stroom te noemen: een kolencentrale die om vier uur grijze stroom produceert en om één minuut over vier opeens groene stroom? De stroom verandert niet en de vervuiling neemt eerder toe dan af. Om die reden mag stroom uit de verbranding van biomassa in een land als Frankrijk geen groene stroom worden genoemd. Ook sommige Nederlandse energiebedrijven neigen daartoe. Zo biedt Nuon eerste kwaliteit groene stroom aan (uit wind, water en zon) plus tweede kwaliteit (uit biomassa). De milieubeweging hikt eveneens aan tegen de aanduiding groen voor de verbranding van biomassa. Milieuhoogleraar Lucas Reijnders van de Stichting Natuur en Milieu wijst erop dat verbranding van kippenmest niet alleen vervuiling veroorzaakt, maar bovendien de bio-industrie in leven houdt. Rioolslib kan schoner worden verbrand in speciaal voor dat doel gebouwde installaties, maar omdat de energiebedrijven via biomassa belastingvoordelen voor groene stroom kunnen incasseren, staan die installaties nu duimen te draaien en wordt rioolslib onvollediger en dus vuiler verbrand in kolencentrales.
De geldpotten voor groene stroom wekken zo veel begeerte op dat energiebedrijven de wereld afstropen op zoek naar biomassa. Zo worden houtzaagsel en boomschors die overblijven bij de Canadese houtproductie in Nederlandse kolencentrales verstookt. Ook palmpitten uit Maleisië staan op de nominatie. Dergelijke vormen van biomassa veroor-zaken niet alleen conventionele vervuiling, zelfs in de strijd tegen het broeikaseffect zetten ze weinig zoden aan de dijk. De verbrandingswaarde van biomassa is kleiner dan van de in miljoenen jaren gecomprimeerde steenkool: voor één uitgespaarde bulkcarrier steenkool varen vijf bulkcarriers met houtpulp uit Canada naar Nederland.
De andere vormen van groene stroom zijn onmiskenbaar groener, maar ook daar vallen kanttekeningen bij te maken. Windmolens zijn weleens vogelgehaktmolens genoemd, wat niet geheel fair is, omdat hoogspannings-masten en het verkeer veel meer slachtoffers onder vogels maken. Desalniettemin worden er elk jaar weer dertigduizend vogels tussen de wieken van de Nederlandse windmolens vermalen en verpesten windmolens in de ogen van veel burgers het landschap.
Zelfs waterkracht, de groenste groene stroom, kent een bezoedeld blazoen. Het bouwen van waterkrachtcentrales staat de terugkeer van trekvissen zoals de zalm in de weg. Ook is het bouwen van stuwdammen een van de oorzaken van de overstromingen die zich de afgelopen tijd in Midden- en Centraal-Europa hebben voorgedaan: de natuurlijke loop van de rivieren wordt aangetast.
Van alle vormen van groene stroom spreekt die uit windmolens het meest tot de verbeelding. Wind kost niets en het is op papier dan ook een prachtig idee om de beweging van de wind af te tappen. Het zou dan ook buitengewoon aangenaam zijn als windenergie een aantrekkelijke stroombron was, net als het prettig zou zijn als mannen kinderen konden krijgen (beter voor de verhouding tussen de geslachten). Helaas. De natuur legt beperkingen aan zowel mannen als windmolens op.
Beperking nummer één: het waait niet altijd. Gemiddeld twee maanden per jaar staat een windmolen stil, een maand per jaar draait hij voluit en de rest van de tijd draait de molen min of meer op halve kracht. Het vervelende is bovendien dat het de wind een zorg zal zijn wanneer de samenleving elektriciteit nodig heeft.
Beperking nummer twee: de energie van de wind hangt af van het gewicht van de wind en van de derde macht van de windsnelheid. Omdat lucht weinig weegt, moet er een aardige bries staan, wil een windturbine elektriciteit leveren. Pas boven windkracht 4 doet een windmolen mee en pas bij windkracht 7 tot 8 draait de molen lekker.
Beperking nummer drie: maar een deel van de energie die in wind zit, kan door een windmolen worden benut. Al in 1926 redeneerde de Duitse natuurkundige Albert Betz volslagen logisch, dat wanneer je alle bewegingsenergie uit wind zou aftappen, die wind stil zou komen te staan. Hij ging rekenen en kwam tot de conclusie dat daardoor maar 59 procent van de energie die in wind zit, er kan worden uitgehaald.
De huidige windturbines zitten al aan die grens. Meer zit er niet in. Windmolens stammen uit de tijd van de trekschuit. De opbrengst van de huidige windturbine is aanzienlijk verbeterd, maar dat is vooral omdat de molens tegenwoordig hoger zijn. In die zin getuigt het geloof in windenergie ook van een gebrek aan historisch bewustzijn. Windmolens bestaan al zo'n duizend jaar. Zouden al die vernuftelingen van vroeger, de Da Vinci's en de Stevins, zo dom zijn geweest dat ze een unieke energiebron over het hoofd hebben gezien?
Nee, ze zagen het goed. Een windmolen produceert een 'microscopische' hoeveelheid energie, zoals het gepensioneerde directielid van het elektrotechnisch concern ABB en rabiaat tegenstander van windenergie ir. Hans Halkema het noemt. Een windmolen produceert evenveel energie als het topvermogen van een Opel Astra. Wel kost hij vijftig keer zoveel.
Subsidies
Dit argument zou groene stroom de das om moeten doen. De meeste groene stroom kan dan ook alleen met stevige subsidies betaalbaar worden gemaakt. Slechts biomassa en waterkracht zijn in staat om met grijze stroom te concurreren. Maar ja, stroom uit de verbranding van biomassa is nauwelijks groen te noemen en het hoofdstuk waterkracht in Nederland is door de geringe hoogteverschillen maar kort: er zijn hier slechts twee kleine centrales.
Zon en wind zijn echter inherent ondoelmatig, door de lage energie-inhoud van wind en zonlicht, en zullen naar alle waarschijnlijkheid nooit op eigen kracht met grijze stroom kunnen concurreren. Groene stroom uit zonneenergie is op dit moment zelfs dertig keer zo duur als grijze stroom. Daarom speelt zonne-energie in Nederland ook nauwelijks een rol. Ter verdediging van zonne-energie valt overigens aan te voeren dat daar, in tegenstelling tot windmolens, nog wel ruimte voor verbetering is. Zo profiteren zonnecellen van de almaar voortgaande ontwikkelingen in de halfgeleidertechnologie, die ons ook kleine en betaalbare computers hebben gebracht.
Om groene stroom met grijze stroom te kunnen laten concurreren, heeft de overheid een hele bureaula met subsidies opengetrokken: de REB (regulerende energiebelasting), de VAMIL (vrije afschrijving milieu-investeringen), de EIA (energie-investeringsaftrek) plus een regeling voor groen beleggen. De belangrijkste is de REB, ook wel ecotaks genoemd. Uit de ecotaks die over grijze stroom wordt geheven, gaat een deel rechtstreeks naar de producenten van groene stroom. Daarnaast hoeven de consumenten geen ecotaks over groene stroom te betalen.
Nu al kost groene stroom de schatkist jaarlijks minstens een half miljard euro, maar als de plannen doorgaan, rijzen de subsidies helemaal de pan uit. Thans tekent groene stroom voor minder dan 1 procent van de Nederlandse energievoorziening. Het beleid streeft naar 5 procent in 2010 en 10 procent in 2020. Overigens stelde de Europese Unie in Johannesburg een nog hoger aandeel voor: 15 procent in 2010.
Het merendeel van groene stroom moet net als nu uit de verbranding van biomassa komen. Wind is nummer twee en moet eenzesde van de groene stroom voor zijn rekening nemen. Op dit moment staan er in Nederland zo'n 1500 windmolens die bijna 500 megawatt opwekken, minder dan 1 procent van de Nederlandse elektriciteit. Volgens het huidige beleid moeten er in 2020 zesmaal zoveel windmolens zijn. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, het laatste cadeau van minister Jan Pronk (PvdA) aan de Nederlandse samenleving, kondigde zelfs een vermogen van 7500 megawatt windenergie aan, waarvan het merendeel op zee zal moeten verrijzen.
Volgens een recent rapport van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Kivi), zullen de kosten daarvoor 17 tot 27 miljard euro bedragen, drie tot vijf keer de Deltawerken, of om een meer hedendaags voorbeeld te gebruiken, twee tot drie keer de investeringen in de JSF-straaljager. Het Kivi-rapport: 'Men kan aan de nauwkeurigheid van de bedragen twijfelen, maar niet aan de ordegrootte. Men zou bij voorbeeld niet kunnen stellen dat het ook wel voor de helft van het bedrag zou kunnen worden gedaan. Anderzijds zou een forse overschrijding van het bedrag niet ondenkbaar zijn, gezien de ervaring die men in Nederland met grote infrastructurele projecten heeft opgedaan.'
Andere berekeningen komen nog hoger uit. Het Nationaal Kritisch Platform Windenergie schat op basis van de voornemens in de Energienota 2002 en de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening dat er door de overheid via de ecotaks 45 miljard euro belastinggeld (een kwart van de staatsschuld kan ermee worden afgelost) zal worden doorgesluisd naar de windmolenindustrie. Een recent rapport van het Amerikaanse onderzoeksbureau Dri-Wefa schatte dat de kosten van Kyoto voor de Nederlandse economie in 2010 bijna 4 procent van het bruto binnenlands product zullen bedragen.
En dan nog is het de vraag of dit de totale som is. Als groene stroom werkelijk een rol van betekenis zou gaan spelen, wat de belastingbetaler moge verhoeden, dan komen er allerlei andere kosten bij. Een voorbeeld:
windmolens kunnen hoogstens een aanvulling zijn op gas, olie, kolen en uranium, maar nooit een vervanging.
De wind kan immers van het ene moment op het andere gaan liggen. Helaas duurt het enkele uren voor een reservecentrale in bedrijf kan worden genomen. Daarom zullen er altijd grote elektriciteitscentrales op de achtergrond met een laag en onrendabel vermogen moeten meedraaien om het wegvallen van de wind te kunnen opvangen. De kosten daarvan zijn nu nog niet in de prijs van groene stroom verrekend, maar dat wordt nodig zodra groene stroom werkelijk een rol gaat spelen.
Paddestoelen
Door alle belastingvoordelen en stimuleringsbedragen is groene stroom overigens wel een aantrekkelijke markt. Volgens het eerdergenoemde Kivi-rapport blijft er voor bouwers van windparken een winstmarge van 30 procent op een windpark over, wat verklaart waarom de windmolens als paddestoelen uit de grand schieten. Er valt goed geld mee te verdienen.
Eigenlijk zou groene stroom dankzij alle belastingvoordelen zelfs goedkoper kunnen zijn dan grijze stroom, maar dat mag niet van Brussel. Het verschil steekt de energiebranche in de zak. Vandaar ook al die aanbiedingen. Sinds de liberalisering van groene stroom vorig jaar is het een vechtmarkt geworden. Supporters van de voetbalclub NAC krijgen korting, NRE Energie in Eindhoven geeft een oplader voor de mobiele telefoon gratis.
De energiebedrijven verdienen meer aan groene dan aan grijze stroom en dat verklaart waarom ze bij bedrijven als Nuon opeens zo begaan zijn met het milieu. Voormalig Greenpeace-actievoerder Diederik Samsom in het vakblad van de energiebranche Energie Nederland: 'Er zitten een hoop jongens in de duurzame energiewereld die het milieu geen snars kan schelen. Ze willen alleen heel snel, heel veel geld verdienen.'
Het is dan ook volkomen logisch dat het kabinet-Balkenende een deel van de subsidies op windenergie afschaft. Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de op prinsjesdag gepresenteerde plannen er zullen uitzien, maar naar alle waarschijnlijkheid krijgt geïmporteerde groene stroom steaks geen vrijstelling van de ecotaks meer.
Veel producenten van duurzame energie kopen dankzij de subsidies installaties in het buitenland aan. Zo heeft het Nederlandse energiebedrijf Nuon een windpark in Zuidoost-China en een waterkrachtcentrale in Turkije gekocht. Vooral windmolenparken in Duitsland zijn gewild, omdat daar tweemaal belastinggeld kan worden geïncasseerd: Duitsland heeft een systeem om de productie van groene stroom te subsidiëren en in Nederland wordt de consumptie ervan bevoorrecht. De Nederlandse subsidies zuigen groene stroom uit heel Europa aan. Als energiebedrijven niet genoeg groene stroom produceren, kunnen ze boetes krijgen. In veel landen is die boete echter lager dan de Nederlandse subsidie en dus is het voordelig om de groene stroom van landen als Denemarken, Engeland en Italië om te leiden naar Nederland.
Dit leidt tot bizarre situaties. Het CDA-kamerlid Roland Kortenhorst: 'We importeren bijvoorbeeld stroom, opgewekt uit bio-massacentrales in Zweden, waarna de Zweden bruinkoolstroom uit Polen opkopen. Dat lijkt me geen duurzame oplossing.'
Ad Brogtrop, directeur van het Projectbureau Duurzame Energie in het tijdschrift Energie Nederland: 'Er vloeit belastinggeld weg, zonder dat er in Nederland of in het buitenland capaciteit wordt bijgebouwd.' Hij schat dat daardoor jaarlijks zo'n 340 miljoen euro naar het buitenland lekt, voor grote rendabele productie-eenheden die de Nederlandse steun eigenlijk niet nodig hebben.
Deense les
Door voorstanders van groene stroom wordt voortdurend gezegd dat we achterlopen. Vooral Denemarken is het grote voorbeeld. Denemarken heeft vier keer zoveel windmolens als Nederland. De keerzijde hiervan is dat de Deense elektriciteitsprijs een van de hoogste ter wereld is. Van alle windelektriciteit die Denemarken in 2000 produceerde, moest 40 procent worden geëxporteerd, omdat het waaide op momenten dat er geen behoefte aan elektriciteit was. Voor de geëxporteerde elektriciteit kreeg Denemarken maar net iets meer dan 1 eurocent per kilowattuur, terwijl de elektriciteit in Denemarken ruim 7 eurocent per kilowattuur kost.
Een schatting van de Deense onderzoeker Peter Schoubye, hoofd milieu bij het Deens onderzoeksinstituut Haldor Topsoe, wees uit dat als 20 procent van de Deense elektriciteit via windmolens zou worden opgewekt, dit de Deense belastingbetaler 400 miljoen euro per jaar kost. Schoubye: 'De Deense politici hebben geen idee wat zij in werking hebben gezet. De enorme toename van het aantal windturbines komt alleen maar ten goede aan de vele eigenaren van windmolens (inclusief tal van politici zelf) en de windmolenindustrie, die als omgekeerde Robin Hoods miljarden verdienen ten koste van klanten, families met kinderen en gepensioneerden.'
Nadat de OESO, de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling, de Deense regering aan haar jasje had getrokken omdat er geen kosten-batenanalyse van de investeringen in windenergie was gemaakt, trok dat kabinet onlangs de stekker uit de groene droom. Een deel van de subsidies werd afgeschaft en de hoge prijs die de consument voor groene stroom moest betalen, ging nog verder omhoog. Sindsdien is de spectaculaire stijging van het aantal windmolens in Denemarken tot stilstand gekomen en zijn de aandelen van windbedrijven fors gedaald.
Duitsland, nog zo'n successtory. Dat land heeft bijna twee keer zoveel windmolens als Denemarken en is wereldleider in wind. Tegelijkertijd zijn er nergens in Europa zo veel actiegroepen (vierhonderd) tegen windmolens. De windmolenlobby jubelt over Duitsland, maar kenners weten beter. Ir. Jannes Verwer is directeur van E. on Benelux. Hij kent de ins en outs van windenergie omdat hij heeft meegeboden op de bouw van een 100 megawatt offshore windpark in de Noordzee.
Via zijn collega's in Duitsland weet hij hoe eerder dit jaar bijna een black-out in Noord-Duitsland ontstond. 'Er stak een onverwachte, forse storm op waardoor alle molens zichzelf uit voorzorg afschakelden. Daardoor moest binnen een uur 2500 megawatt aan extra elektrisch vermogen worden aangeschakeld. Dat was er wel, maar het was kantje boord of de turbines en de kabels het zoudenhouden.'
Naar aanleiding van dat voorval wordt er nu in Duitsland gepraat over een extra hoogspanningskabel van Noord- naar Zuid-Duitsland. Het is immers moeilijk om kolencentrales binnen een uur naar een hoger vermogen te draaien. Bij waterkrachtcentrales, waarvan er in Zuid-Duitsland veel zijn, is dat makkelijker: druk op de knop en de schuiven gaan open.
Conclusie van Verwer: je hebt vrijwel 100 procent reservevermogen nodig voor elke windmolen en er zitten veel verborgen kosten in windenergie. 'Zo'n extra hoogspanningskabel kost ongelooflijk veel, als je hem door milieuvoorschriften überhaupt al krijgt aangelegd.' Andere conclusie: 'Windenergie is idioot duur. Daar zou ik vrede mee kunnen hebben als de wereld daardoor zou worden gered, maar er valt zo veel meer aan nuttige zaken te doen met al dat geld.'
Kapitaalvernietiging
Meer dan een miljoen Nederlanders ( 15 tot 20 procent van alle huishoudens) gebruiken vandaag de dag groene stroom. Ze zijn er ingestonken.
Niet alleen omdat ze straks misschien veel meer voor hun stroom moeten gaan betalen dan de andere Nederlanders. Nee, ze hebben op basis van een omstreden en onwaarschijnlijke theorie gedacht dat ze de aarde konden redden. Dat hebben ze gedaan met vormen van stroomopwekking waarover zelfs de milieubeweging twijfelt of die wel groen mogen heten. Daarnaast werken ze mee aan een ongekende kapitaalvernietiging: als de groene leugen niet wordt gestopt, gaat het de schatkist tientallen miljarden euro's kosten. Geld waarmee boeven kunnen worden gevangen, waarmee de overheidstekorten kunnen worden gedempt of waarmee iets kan worden gedaan voor de allerarmste in de Derde Wereld.
Bron: MILIEURIDDERS