Australië wordt uranium groothandel
Ma 8 Mei 2006 08:47 |
Frank |
3233 keer bekeken |
0 reacties |
0 x aanbevolen |
Artikel voorlezen
Uranium verdeelt de Australiërs tot op het bot. Ze beschikken over de grootste uraniumreserves ter wereld (30 procent), maar weten er niet goed raad mee.
De mijnbouw is vandaag de dag even controversieel als in de jaren zeventig en tachtig, toen honderdduizenden ’groene’ demonstranten tegen de exploitatie van uraniummijnen betoogden.
De vraag naar uranium groeit met de comeback van kernenergie wereldwijd – de prijzen van de minerale brandstof zijn sinds vorig jaar verdrievoudigd. Mooiste bewijs is het exportcontract dat de Australische regering in april sloot met China: de miljardendeal met de Chinezen is potentieel een zegen voor de Australische uraniumindustrie, die voor haar expansie nog wel een aantal binnenlandse horden moet nemen. Door de Chinese honger naar yellowcake (de vorm waarin uranium wordt verhandeld) zijn oude tegenstellingen wakker geschud.
In Australië zijn op het ogenblik 70 ondernemingen actief in de exploratie van uranium – een enorme toename gelet op het aantal van vijf bedrijven in 2003. Exploratie is in heel Australië legaal, maar het delven van uranium, het in productie nemen van nieuwe mijnen, is afhankelijk van de goedkeuring van de deelstaatregeringen. Daar wringt hem de schoen: waar de sociaal-democraten van Labor aan de macht zijn – in uraniumrijke staten als South Australia, Western Australia en Queensland – stuit de expansie van de uraniumindustrie nog altijd op stevig politiek verzet.
Zo nam in oktober 2005 het Labor Congres van South Australia een motie aan waarin de opening van nieuwe uraniummijnen opnieuw werd verboden. De sociaal-democraten zitten opgescheept met een erfenis uit de jaren tachtig, toen de nationale Labor-partij de zogeheten Three Mines-politiek afkondigde. Alleen uit de bestaande mijnen Ranger (Northern Territory, praktisch uitgeput), Nabarlek (Northern Territory, inmiddels gesloten) en Olympic Dam (South Australia, de grootste mijn ter wereld) zou export van uranium worden toegestaan. Uitbreiding was voortaan taboe.
Deze politiek werd in principe door de federale Liberale regeringen, die sinds 1996 aan de macht zijn, ongedaan gemaakt, maar staat in de praktijk als een huis. De enige nieuwe mijn die in productie is genomen is Beverley in South Australia. Twee andere mijnbouwprojecten zijn op een laag pitje gezet.
Recente peilingen laten zien dat zo’n 54 procent van de Australiërs weliswaar voor de uitvoer van uranium is, maar 70 procent tegen uitbreiding van het aantal mijnen. Uit opinie-onderzoek blijkt dat Labor, dat neigt naar de uraniumindustrie, stemmen verliest aan de Groenen.
De ’geen-nieuwe-mijnenpolitiek’ staat onder invloed van de Chinese deal ter discussie. Het is sterk de vraag of Australië straks aan zijn Chinese verplichtingen kan voldoen, zonder dat nieuwe mijnen in gebruik worden genomen. Door het akkoord is Labor min of meer genoodzaakt haar politiek te herzien.
Uiteindelijk zal ze volgend jaar april op haar partijcongres een standpunt moeten bepalen. De messen in de partij worden al geslepen. Laborleider Kim Beazley heeft een voorschot genomen op een koerswijziging: volgens hem is de kwestie niet waar het uranium wordt gedolven, maar of de non-proliferatieverdragen die Australië heeft getekend worden nagekomen.
Ook Martin Ferguson, schaduwminister van mijnbouw, geldt binnen Labor als verklaard voorstander van een minder strikte uraniumpolitiek; hij hoopt het oplaaiende debat zo’n draai te geven dat het partijcongres het verbod op meer mijnen opgeeft. Zijn belangrijkste argument is het wereldwijde klimaatprobleem. „Wij zijn als gemeenschap medeverantwoordelijk voor het klimaat. We kunnen niet om kernenergie heen.”
De mijnbouw is vandaag de dag even controversieel als in de jaren zeventig en tachtig, toen honderdduizenden ’groene’ demonstranten tegen de exploitatie van uraniummijnen betoogden.
De vraag naar uranium groeit met de comeback van kernenergie wereldwijd – de prijzen van de minerale brandstof zijn sinds vorig jaar verdrievoudigd. Mooiste bewijs is het exportcontract dat de Australische regering in april sloot met China: de miljardendeal met de Chinezen is potentieel een zegen voor de Australische uraniumindustrie, die voor haar expansie nog wel een aantal binnenlandse horden moet nemen. Door de Chinese honger naar yellowcake (de vorm waarin uranium wordt verhandeld) zijn oude tegenstellingen wakker geschud.
In Australië zijn op het ogenblik 70 ondernemingen actief in de exploratie van uranium – een enorme toename gelet op het aantal van vijf bedrijven in 2003. Exploratie is in heel Australië legaal, maar het delven van uranium, het in productie nemen van nieuwe mijnen, is afhankelijk van de goedkeuring van de deelstaatregeringen. Daar wringt hem de schoen: waar de sociaal-democraten van Labor aan de macht zijn – in uraniumrijke staten als South Australia, Western Australia en Queensland – stuit de expansie van de uraniumindustrie nog altijd op stevig politiek verzet.
Zo nam in oktober 2005 het Labor Congres van South Australia een motie aan waarin de opening van nieuwe uraniummijnen opnieuw werd verboden. De sociaal-democraten zitten opgescheept met een erfenis uit de jaren tachtig, toen de nationale Labor-partij de zogeheten Three Mines-politiek afkondigde. Alleen uit de bestaande mijnen Ranger (Northern Territory, praktisch uitgeput), Nabarlek (Northern Territory, inmiddels gesloten) en Olympic Dam (South Australia, de grootste mijn ter wereld) zou export van uranium worden toegestaan. Uitbreiding was voortaan taboe.
Deze politiek werd in principe door de federale Liberale regeringen, die sinds 1996 aan de macht zijn, ongedaan gemaakt, maar staat in de praktijk als een huis. De enige nieuwe mijn die in productie is genomen is Beverley in South Australia. Twee andere mijnbouwprojecten zijn op een laag pitje gezet.
Recente peilingen laten zien dat zo’n 54 procent van de Australiërs weliswaar voor de uitvoer van uranium is, maar 70 procent tegen uitbreiding van het aantal mijnen. Uit opinie-onderzoek blijkt dat Labor, dat neigt naar de uraniumindustrie, stemmen verliest aan de Groenen.
De ’geen-nieuwe-mijnenpolitiek’ staat onder invloed van de Chinese deal ter discussie. Het is sterk de vraag of Australië straks aan zijn Chinese verplichtingen kan voldoen, zonder dat nieuwe mijnen in gebruik worden genomen. Door het akkoord is Labor min of meer genoodzaakt haar politiek te herzien.
Uiteindelijk zal ze volgend jaar april op haar partijcongres een standpunt moeten bepalen. De messen in de partij worden al geslepen. Laborleider Kim Beazley heeft een voorschot genomen op een koerswijziging: volgens hem is de kwestie niet waar het uranium wordt gedolven, maar of de non-proliferatieverdragen die Australië heeft getekend worden nagekomen.
Ook Martin Ferguson, schaduwminister van mijnbouw, geldt binnen Labor als verklaard voorstander van een minder strikte uraniumpolitiek; hij hoopt het oplaaiende debat zo’n draai te geven dat het partijcongres het verbod op meer mijnen opgeeft. Zijn belangrijkste argument is het wereldwijde klimaatprobleem. „Wij zijn als gemeenschap medeverantwoordelijk voor het klimaat. We kunnen niet om kernenergie heen.”
Bron: Trouw / Guido Goudsmit