ISRAEL EN DE NEDERLANDSE GRONDWET

Zo 14 Januari 2024 12:57 | Astrid Essed | 73 keer bekeken | 0 reacties | 0 x aanbevolen | Artikel voorlezen
DOCUMENT-ARTIKEL VAN OUD-AMBASSADEUR DRS J. J. WIJENBERG:
HET VN HANDVEST, DE GRONDWET, ART 94 EN ISRAEL
ZIE OOK
VOORWOORD ASTRID ESSED
Beste Lezers,
Het is mij wederom een Eer, opnieuw een belangrijk stuk van oud ambassadeur en Palestina activist drs J. J. Wijenberg op mijn website te plaatsen.
Zie voor het eerste document, zijn Brief aan de Secretaris Generaal van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, noot 1
Dit belangrijke document-artikel is genaamd:
''Het VN Handvest, De Grondwet, artikel 94 en Israel''
De Inhoud [die u al gedeeltelijk kunt aflezen aan de titelkop] spreekt
voor zich en ik schaar mij er achter!
Uiteraard is dit Document op mijn website geplaatst met toestemming
van en op verzoek van de heer Wijenberg
Zie ook onder P/S meer informatie over de heer Wijenberg
ASTRID ESSED
P/S
NOOT 1
EERDER DOCUMENT VAN DRS J. J. WIJENBERG:
OVER DE ISRAELISCHE GENOCIDE OP DE PALESTIJNSE
BEVOLKING/BRIEF VAN OUD AMBASSADEUR DRS J. J. WIJENBERG
AAN DE SECRETARIS GENERAAL VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN
[OP HAAR WEBSITE GEPLAATST DOOR ASTRID ESSED OP VERZOEK VAN
EN MET TOESTEMMING VAN DE HEER WIJENBERG]
OF
AANVULLENDE INFORMATIE OVER DE HEER WIJENBERG
WIKIPEDIA
JAN WIJENBERG

ZIE OOK OP WEBSITE ASTRID ESSED
EN DAN HIERBIJ HET DOCUMENT-ARTIKEL VAN DRS J. J. WIJENBERG:
''HET VN HANDVEST, DE GRONDWET, ARTIKEL 94 EN ISRAEL
HET VN HANDVEST, DE GRONDWET, ART 94 EN ISRAEL

Het VN-Handvest, de Grondwet, art. 94 en Israël

Jan Wijenberg

Den Haag

2024-01-03

i n h o u d s o p g a v e

Conclusies en aanbevelingen

1. Het Handvest van de Verenigde Naties

2. Toetredingsvoorwaarden Israël tot de VN

3. De Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof, 9 juli 2004

- de letter van de tekst

- en de praktijk van het Israëlische regime

4. Genocide

- de definitie

- het Russell Tribunaal, Brussel, 2014-09-24, vindt bewijs voor

aanzetten tot genocide en misdaden tegen de menselijkheid in Gaza

5. Hamas, de legitieme Palestijnse politieke partij

6. Iran, Netanyahu’s noodzakelijke vijand

7. De Grondwet, art. 94

8. De rechter, een Constitutioneel Hof of de Grondwet, art. 120 ?

9. Het Internationaal Gerechtshof en Israël

2

Conclusies en aanbevelingen

In de context van de Israëlische VN-Toetredingsvoorwaarden zijn zowel het VN-

Handvest als de Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof – beide van

hogere rechtskracht dan het Nederlandse recht [de Grondwet, art. 94] – in de nationale

politiek dode letters geworden.

De doelstelling van het Israëlische regime was en is het creëren van het, onder het

internationaal recht illegale, ‘Eretz- of Groot-Israël’. De politiek-zionistische praktijk

was en is genocide op de oorspronkelijke – Palestijnse - bevolking. De aanval van

Israël op de Gazastrook na 7 oktober 2023 is dan ook één van de vele aanslagen op

het door Israël de facto bezette zuidelijk deel van de door de VN Algemene

Vergadering erkende soevereine staat Palestina.

Hamas is een legitieme Palestijnse politieke partij die streeft naar genormaliseerde

relaties met Israël conform de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli

2004. Deze is de enige geloofwaardige partner voor een duurzame vrede met Israël. In

strijd met deze uitspraak en het grondwetsartikel 94, heeft ook Nederland - onder

illegale Israëlische doelstellingen en oneigenlijke druk van het CIDI en andere

Nederlands/joodse pressiegroepen - Hamas op een lijst van ‘groeperingen met een

terroristisch oogmerk’ opgenomen. De uitval in Israël van Hamas en andere door het

Israëlische regime onderdrukte organisaties heeft tenminste drie verschillende

betekenissen: een wanhoopsdaad, een verzetsdaad en een bericht aan de

buitenwereld: wij willen jullie aandacht. De joodse opstand in Polen werd gezien as

een heldendaad. Nederlandse verzetsstrijders tegen nazi-Duitsland werden met eer

overladen en nooit vervolgd.

De letterlijke tekst in het Farsi [en de vertaling] van de uitspraak van de niet bijzonder

invloedrijke president Mahmoud Ahmadinejad zei nooit dat Iran een rol zou willen

spelen in Netanyahu’s bewering dat zijn land de Israëliërs in zee zou drijven. Israëls

premier heeft Iran voor binnenlandse doeleinden als dè grootste existentiële

bedreiging voor Israël nodig.

Waarom worden – ook door Nederland - moedige Palestijnse verzetsstrijders tegen

nazi-Israël gecriminaliseerd en wordt Hamas als een terroristische organisatie

weggezet?

Waarom gehoorzamen wij aan Netanyahu’s instructies en plaatsen wij, naast Hamas,

ook Iran op onze terroristen lijst?

Al deze ontwikkelingen tasten de rechtsstatelijkheid van Nederland aan. Wanneer het

Israëlische bewind op de politieke agenda staat, schenden talrijke parlementsleden en

bewindspersonen vrijwel achteloos en veelvuldig hun ambtseed op de Grondwet. Er

moet onmiddellijk een einde komen aan de teloorgang van de rechtsstaat Nederland.

Op 28 december 2023 bracht Zuid-Afrika de eerste aanzet naar een genocide

aanklacht tegen Israël bij het Internationaal Gerechtsfhof in.

Waar politici kwetsbaar zijn voor de verleidingen van de waan van de politieke dag, is

het Grondwetsartikel 120 – de politieke klasse keurt zijn eigen politieke keuzes - een

overbodige luxe en een groot risico.

De constitutionele toetsing door vele rechters vergt specifieke kennis en is in de

praktijk onwerkbaar. Een professioneel Constitutioneel Hof zal in de hoogst-

noodzakelijke checks and balances voorzien.

De Raad van State kan specifieke deskundigheid en een adviesfunctie opbouwen.

Deze zullen te zijner tijd aan het Constitutioneel Hof worden overgedragen.

3

1. het Handvest van de Verenigde Naties

San Francisco, 26 juni 1945

WIJ, DE VOLKEN VAN DE VERENIGDE NATIES, VASTBESLOTEN

komende geslachten te behoeden voor de gesel van de oorlog, die tweemaal in ons leven

onnoemelijk leed over de mensheid heeft gebracht, en opnieuw ons vertrouwen te

bevestigen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van

de menselijke persoon, in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, alsmede voor grote en

kleine naties, en

omstandigheden te scheppen waaronder gerechtigheid, alsmede eerbied voor de uit

verdragen en andere bronnen van internationaal recht voortvloeiende verplichtingen kunnen

worden gehandhaafd, en

sociale vooruitgang en hogere levensstandaarden in grotere vrijheid te bevorderen.

EN TE DIEN EINDE

verdraagzaamheid te betrachten en in vrede met elkander te leven als goede naburen, en

onze krachten te bundelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid, en door

het aanvaarden van beginselen en het invoeren van methodes te verzekeren, dat

wapengeweld niet zal worden gebruikt behalve in het algemeen belang, en gebruik te maken

van internationale instellingen van de economische en sociale vooruitgang van alle volken,

HEBBEN BESLOTEN ONZE INSPANNINGEN TE VERENIGEN OM DEZE

DOELSTELLINGEN TE VERWEZENLIJKEN.

dienovereenkomstig hebben onze onderscheiden regeringen […] overeenstemming bereikt

over dit Handvest van de Verenigde Naties en richten zij hierbij een internationale

organisatie op, die de naam zal dragen van de Verenigde Naties.

Hoofdstuk I werkt ‘de doelstellingen en beginselen’ nader uit. Hoofdstuk VI gaat nader in op

‘vreedzame regeling van geschillen’ en Hoofdstuk VII bepaalt het ‘optreden met betrekking tot

bedreiging van de vrede, verbreking van de vrede en daden van agressie’.

2. Toetredingsvoorwaarden Israël tot de VN

Israël is, met instemming van onder andere Nederland, in 1947, 1948 en 1949 verplichtingen

aangegaan. Onder de toetredingsvoorwaarden van Israël voor het lidmaatschap van de Verenigde

Naties is de erkenning van de ‘Arabische’ staat - nu bekend als de staat Palestina - opgenomen. De

Israëlische delegatie vond de belofte Palestina als staat te erkennen destijds slechts een politiek

spelletje, nodig en nuttig om de toelating van Israël tot de VN te realiseren. Israël was en is nog steeds

nalatig.

Ondanks obstructie van Israël en de Verenigde Staten, erkende de VN-Algemene Vergadering

[AVVN] uiteindelijk met een overgrote meerderheid Palestina op 29 november 2012 als staat - niet-

lid. Deze positie is te vergelijken met die als waarnemer van Vaticaanstad. Het was wel de bedoeling

dat Palestina zou doorgroeien naar het volledige VN-lidmaatschap.

Een overgrote meerderheid van de AVVN heeft Palestina inmiddels erkend. Nederland is nog steeds

nalatig in de plicht Palestina als staat te erkennen en dient deze onverwijld te honoreren. Ook heeft

ons land de taak om duidelijk te maken dat Israël eveneens de plicht heeft de staat Palestina

onmiddellijk te erkennen.

3. De Advisory Opinion van het Internationaal Gerechtshof, 9 juli 2004

Deze Advisory Opinion [AO] werd op verzoek van de VN-Algemene Vergadering uitgebracht. Deze

is, zoals ook uit het woordgebruik blijkt, volledig gebaseerd op bestaand internationaal recht. De

AVVN eiste tijdens de 10 de Buitengewone Zitting van 20 juli 2004 met een overweldigende

meerderheid [150-6-10] van Israël de naleving van de Advisory Opinion van het Internationaal

Gerechtshof.

4

de letter van de tekst

- Israël staat onder een verplichting zich vreedzaam, zonder voorafgaande voorwaarden en

zonder landruil achter de Bestandslijn van voor 1967 terug te trekken. Pas nadat deze

terugkeer heeft plaatsgevonden, kunnen de finale status onderhandelingen tussen de staat

Israël en de staat Palestina worden gevoerd. Het Internationaal Gerechtshof acht de ideologie

van Eretz- of Groot-Israël illegaal;

- Israël staat onder een verplichting de muur, voor zover gebouwd op Palestijns gebied, te

ontmantelen en de getroffenen schadeloos te stellen;

- Alle staten staan onder een verplichting om de illegale situatie als gevolg van de bouw van de

muur niet te erkennen;

- Israël staat onder een verplichting zich strikt te houden aan het internationaal humanitaire

recht zoals vastgelegd in de Vierde Geneefse Conventie;

- Staten die deze Conventie evenals Israël hebben bekrachtigd – zoals ook Nederland – staan

onder een verplichting van Israël af te dwingen dat deze zich daaraan houdt.

en de praktijk van het Israëlisch regime

Een uiterst beperkte selectie van sinds lang bekende Israëlische uitspraken:

Wij moeten terreur, moord, intimidatie, land in beslag nemen gebruiken, en alle sociale

diensten afsluiten om ons in Galilea te ontdoen van zijn Arabische bevolking.

Israel Koenig, “Het Koenig Memorandum” 1979

De Palestijnen zijn beesten die op twee benen lopen.

Menachim Begin, 1982

De Palestijnen zullen als sprinkhanen worden verpletterd …. hoofden tegen rotsblokken en

muren gebeukt.

Premier Yitzhak Shamir, 1 april 1988

Wij zullen onevenredig geweld gebruiken en grote schade en vernietiging veroorzaken. Vanuit

ons standpunt zijn dit geen burgerlijke dorpen, het zijn militaire bases. Dit is geen aanbeveling,

voor dit plan is de volmacht al verstrekt.

de Dahiya doctrine, Majoor Generaal Gadi Eisenkot, 3 oktober 2008

4. Genocide

Genocide betekent niet noodzakelijkerwijs de onmiddellijke ondergang van een

natie …. Het betekent eerder een gecoördineerd plan van verschillende acties

gericht op het vernietigen van het leven van nationale groepen, met als doel de

ondergang van diezelfde groepen. De doelen van zo’n plan zouden zijn: het

afbreken van de politieke en maatschappelijke instituten, van de cultuur, de

taal, nationale gevoelens, religie, vrijheid, waardigheid en zelfs van de levens

van de personen die tot zulke groepen behoren.

Raphael Lemkin, de Pools-joodse rechtsgeleerde die streefde naar een Genocide Conventie. Zijn definitie is van 1943

Russell Tribunaal vindt bewijs voor aanzetten tot genocide en misdaden tegen de

menselijkheid in Gaza, 2014-09-24

De spoedzitting van het Russell Tribunal on Palestine op 24 september [2014] in Brussel over

de Israëlische operatie “Protective Edge” heeft bewijs gevonden van oorlogsmisdaden, misdaden

tegen de menselijkheid, moorden, uitroeiing, vervolging en het aanzetten tot genocide.

5

De jury rapporteerde: ‘Het cumulatieve effect van de jarenlange politiek van collectieve

bestraffing in Gaza blijkt levensomstandigheden tot stand te brengen die leiden tot de incrementele

vernietiging in de Gazastrook van de Palestijnen als een groep.’

‘Het Tribunaal beklemtoont het potentieel van een regime om te evolueren van vervolging

naar genocide. Gezien de duidelijke escalatie in het fysiek en retorisch geweld in Gaza in de zomer

van 2014, benadrukt het Tribunaal de verplichting van alle staten betrokken bij de Genocide

Conventie van 1948 om actie te ondernemen in het kader van het Handvest van de Verenigde Naties

die ze geschikt zien voor de preventie en onderdrukking van daden van genocide.’

De jury aanhoorde bewijzen van ooggetuigen van de Israëlische aanvallen tijdens de Gaza-

oorlog van 2014: de journalisten Mohammed Omer, Max Blumenthal, David Sheen, Martin Lejeune,

Eran Efrati en Paul Mason, de chirurg Mads Gilbert, Mohammed Abou Arab, de genocide-expert Paul

Behrens, kolonel Desmond Travers en Ivan Karkashian van Defence for Children International.

Betreffende de misdaad van het aanzetten tot genocide ontving het Tribunaal bewijs ‘van een

opstoot van racistische retoriek en aansporing tijdens de zomer van 2014. Er is bewijs dat dergelijke

aansporing gebeurde op verschillende niveaus in de Israëlische samenleving, in zowel traditionele als

sociale media, en door zowel voetbalfans, politieagenten, mediacommentatoren, religieuze leiders,

politici en ministers.’

Het Tribunaal vond ook bewijs voor de volgende oorlogsmisdaden:

 - opzettelijke doding

- extensieve vernietiging van eigendommen zonder militair doel

- opzettelijke aanvallen tegen de burgerbevolking en burgerlijke doelen

- disproportioneel gebruik van geweld

- aanvallen tegen religieuze gebouwen en onderwijsinstellingen

- het inzetten van Palestijnen als menselijk schild

- het gebruik van wapens en projectielen en methodes van oorlogsvoering die onnodige letsels

toebrengen en willekeurig ingezet worden

- het gebruik van geweld om terreur te verspreiden onder de bevolking

Het Tribunaal stelde verder: ‘het wordt erkend dat, in een situatie waar misdaden tegen de

menselijkheid ongestraft gepleegd worden en waar direct en publiek aanzetten tot genocide manifest

aanwezig in de samenleving, het zeer denkbaar is dat individuen of de staat deze voorwaarden

gebruiken om de misdaad van genocide te plegen.’

  ‘We hebben een reële angst dat in een omgeving van straffeloosheid en het gebrek aan

sancties van ernstige en herhaalde misdaden, de lessen van Rwanda en andere massawreedheden

opnieuw in de wind geslagen worden’

Het Tribunaal roept Israël op om haar verplichtingen in het kader van het internationaal recht

na te komen en roept Palestina op om onverwijld toe te treden tot het Statuut van Rome inzake het

Internationaal Gerechtshof, volledig meewerkt aan de onderzoekscommissie van de VN-

Mensenrechtencommissie en zich volledig inzet  voor de mechanismen van het internationaal recht.

Het Tribunaal herinnert er alle staten aan om mee te werken aan het beëindigen van elke

illegale situatie voortvloeiend uit de Israëlische bezetting, belegering en misdaden in de Gazastrook.

In het licht van de verplichting om geen steun te verlenen, moeten alle staten de nodige

stappen ondernemen om voldoende druk uit te oefenen op Israël, met inbegrip van het opleggen van

sancties, het verbreken van diplomatieke betrekkingen door internationale organisaties, of bij gebrek

aan consensus, het verbreken van bilaterale relaties met Israël.

Het Tribunaal roept alle staten op aan hun plicht te vervullen ‘om gepast actie te ondernemen

tot preventie en onderdrukking van daden van genocide.’

Het Tribunaal stelde haar bevindingen voor in het Europees Parlement op donderdag. [2014-

09-25]

5. Hamas, de legitieme Palestijnse politieke partij

Hamas vestigde zich als een vrijwilligersorganisatie die de Palestijnse bevolking diensten verleende

waar de overheid gaten liet vallen: vooral gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid. Aanvankelijk

werd deze beweging door Israël gesteund, voornamelijk om Fatah te verzwakken.

6

De organisatie groeide geleidelijk uit tot een legitieme politieke partij in de soevereine staat Palestina.

De populariteit onder de bevolking bleek in 2006. Toen won Hamas de eerlijk verlopen verkiezingen

met een absolute meerderheid. De tegenpartij, Fatah, organiseerde samen met Israël, de VS en een

aantal EU-lidstaten, een regelrechte staatsgreep. Alleen in Gaza wist Hamas zich te handhaven. Omdat

de Fatah-president al bijna 23 jaar geen nieuwe verkiezingen durft uit te schrijven, mag Hamas nog

steeds en volkomen legitiem regeringsverantwoordelijkheid opeisen.

Hamas biedt Israël, langs de lijnen van de Arabische Liga en conform het internationaal recht, 1 steeds

normalisering van de betrekkingen aan en een Hudna, in de Arabische traditie een tienjarige status

quo.

Terecht beschouwt het Israëlische regime vanuit hun misdadige optiek het capabele Hamas het

belangrijkste obstakel voor de illegale ambitie om Eretz- of Groot-Israël te realiseren.

De uitval van 7 oktober jl. van Hamas en andere organisaties op Israël was het gevolg van 17 jaar

Israëlische bezetting. De structureel slechte kwaliteit van de officiële Israëlische ‘voorlichting’ in

aanmerking nemend, dienen beweringen over misdaden die Hamas c.s. in Zuid-Israël zouden hebben

begaan onafhankelijk en zorgvuldig op het waarheidsgehalte moeten worden onderzocht.

Hamas - de enige hoop op een rechtvaardige, dus duurzame vrede - dient met onmiddellijke ingang

van de EU-terroristenlijst verwijderd te worden.

De Israëlische militaire operatie tegen de Gazastrook was jarenlang voorbereid en is een grove aanslag

op de soevereine staat Palestina. De Nederlandse politieke klasse staat, zoals nu weer blijkt, daarin

met een ruime meerderheid solide achter het Israëlische bewind. Dat een meerderheid van de

kiesgerechtigden dat ook zou vinden, is hoogst twijfelachtig.

De talrijke verkiezingsdebatten, gehouden in de aanloop van 22 november 2023, waren een duidelijke

aanwijzing dat Israël “vanwege het te gevoelige karakter van het onderwerp” vrijwel geheel door de

nationale politieke klasse werd vermeden. Nog steeds wordt in de Nederlandse media niet of

nauwelijks het woord gegeven aan de (Nederlandse) Palestijnen.

6. Iran, Netanyahu’s noodzakelijke vijand

De letterlijke tekst in het Farsi [en de vertaling] van de uitspraak van de niet bijzonder invloedrijke

president Mahmoud Ahmadinejad zei: zoals de Sjah van Perzië, de Sovjet Unie en het Apartheid Zuid-

Afrika zijn verdwenen, zal ook ‘de zionistische entiteit’ verdwijnen. Hij zei niet dat Iran daarin een rol

zou willen spelen.

Decennialang worden de joods-Israëliërs decennialang gehersenspoeld. Een ruime meerderheid is

bijgevolg extreem angstig en extreem agressief. Netanyahu wil die angst en die agressie onderhouden

en beweerde dat Iran de Israëliërs in zee wilde drijven. In zijn optiek en beleid moet Iran als de

grootste existentiële bedreiging voor Israël centraal staan en blijven.

De atoommacht Israël bedreigt de bevolking van Iran. Een verantwoordelijke overheid organiseert de

tegenmacht, bijvoorbeeld met een effectief systeem van atoomwapens.

Iran hoort niet thuis op de EU-lijst van terroristenlanden.

7. De Grondwet, art. 94

Voorrang internationale rechtsorde boven nationale wet 

Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze

toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten

van volkenrechtelijke organisaties.

1 Israël staat onder een verplichting zich vreedzaam, zonder voorafgaande voorwaarden en zonder landruil

achter de Bestandslijn van voor 1967 terug te trekken. Pas nadat deze terugkeer heeft plaatsgevonden, kunnen de

finale status onderhandelingen tussen de staat Israël en de staat Palestina worden gevoerd. Het Internationaal

Gerechtshof acht de ideologie van Eretz- of Groot-Israël illegaal.

7

Die grondwettelijke bepaling is dus voor iedereen in de Nederlandse samenleving bindend. Op wie de

eed van trouw aan de Grondwet hebben afgelegd – de leden van de Staten-Generaal, de

bewindspersonen en ambassadeurs – berust een extra zware verantwoordelijkheid.

De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof van 9 juli 2004 begint als volgt:

Hugo Grotius [1583-1645]: Pacta sunt servanda – overeenkomsten moeten worden nagekomen.

Hierboven onder ad 3 werd vastgesteld welke internationale bepalingen voor Nederland in relatie tot

Israël dwingend recht zijn.

De beleidsvoornemens voor het Israëlbeleid van de aantredende coalitie regering dienen de VN-

Toetredingsvoorwaarden en de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof niet alleen te

onderschrijven. Deze zijn eveneens het vertrekpunt van en de taakopdracht voor het Nederlandse

Israëlbeleid. De beleidsparagraaf en de begeleidende Memorie van Toelichting dienen de

doelstellingen en de operationele beleidsvoornemens tot in detail en kristalhelder te hebben vorm

gegeven. Er mag geen licht zitten tussen het internationaal recht en de Grondwet enerzijds en de

geoperationaliseerde beleidsvoornemens anderzijds. De regering dient elk half jaar aan het parlement

verslag te doen van de vorderingen en de vertragingen.

8. De rechter, een Constitutioneel Hof of de Grondwet, art. 120?

“Constitutionele toetsing door de rechter houdt in dat de rechter toetst (of mag toetsen) of wetten al

dan niet in overeenstemming zijn met de Grondwet. Het huidige artikel 120 van de Grondwet bepaalt

dat de rechter niet mag beoordelen of wetten en verdragen in strijd zijn met de Grondwet. Nederland

kent momenteel, anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, Frankrijk en Scandinavische landen dus geen

constitutionele toetsing door de rechter. De constitutionele toetsing wordt in Nederland overgelaten

aan de wetgever: de wetgever, dus Tweede en Eerste Kamer en de regering, moeten er op letten dat de

wetten die zij maken niet in strijd zijn met de Grondwet.

Wel kent de Grondwet de mogelijkheid tot verdragtoetsing. Het huidige artikel 94 stelt dat

Nederlandse wetgeving niet van toepassing is als deze in strijd is met internationale verdragen. Door

deze bepaling heeft de afgelopen decennia het internationaal recht een belangrijke plaats ingenomen in

de nationale rechtsontwikkeling van de grond- en mensenrechten.

Tussen 2002 en 2018 lag er een voorstel tot Grondwetsherziening klaar om constitutionele toetsing

mogelijk te maken, maar dat haalde de eindstreep niet. *) In 2018 pleitte de Staatscommissie

parlementair stelsel in haar eindrapport voor het instellen van een constitutioneel hof. In reactie op het

advies van de staatscommissie heeft het kabinet echter besloten om hiertoe geen voorstel tot wijziging

van de Grondwet te doen. In 2022 bracht de Raad van State **) een zienswijze uit, waarin afschaffing

van het toetsingsverbod werd bepleit, echter zonder apart constitutioneel hof.”

Bron: constitutionele toetsing, De Nederlandse Grondwet, denederlandsegrondwet.nl

*) Het voorstel was een initiatief van GroenLinks. De stemming in de Tweede Kamer over de

grondwetswijziging vereiste een twee/derde meerderheid. De VVD stemde tegen. Daarmee werd de

eindstreep niet gehaald.

**) In een brief van 22 april 2022 gaf de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van

State zijn visie. Hij is tegen het instellen van een constitutioneel hof en pleit ervoor dat elke rechtelijke

instantie de mogelijkheid voor constitutionele toetsing moet krijgen.

De Russische agressie tegen Oekraïne vestigde de politieke en de juridische schijnwerpers op een al

langer bestaande tweespalt. Vrijwel onmiddellijk na de Russische inval werd deze, op grond van

deugdelijke argumentatie ontleend aan het internationaal recht, veroordeeld.

Al snel volgden wereldwijd commentaren: waarom wordt Rusland wel ter verantwoording geroepen

en Israël al zo’n 75 jaar niet? Toen was er nog geen sprake van de Israëlische aanslag na 7 oktober

2023 op de soevereine staat Palestina. Is dit meten met twee maten? Zonder enige twijfel. Tijdens de

campagne als opmaat van de verkiezingen van 22 november 2023 kwam een reeks politieke

8

vraagstukken de revue. Het bleef oorverdovend stil over de twee belangrijke, om niet te zeggen dé

belangrijkste veiligheidsvraagstukken: Rusland en Israël.

Bij gebrek aan een solide juridische traditie in vooral het internationaal recht, neemt dit manco in

Nederland de vorm van een constitutionele crisis aan. De gesignaleerd tweespalt kan de positie van het

staatshoofd aantasten. Hij is weliswaar onschendbaar, maar de verantwoordelijke demissionaire

‘ministers’ schenden achteloos en routinematig hun eed op de Grondwet. De vooruitzichten op een

grondwettelijk klemvast kabinet zijn ronduit negatief.

Het internationaal recht is een enigszins apart staand juridisch vak. In Nederland is de kennis en

ervaring ook erg dun gezaaid. Het toekennen van de constitutionele toetsing aan rechters vergt een

aanzienlijke verbetering in de algemeen voor handen zijnde kennis van die specialisatie, inclusief de

omvangrijke dimensie van het internationaal recht. Om die redenen gaat de voorkeur uit naar een

gespecialiseerd Constitutioneel Hof. De Raad van State zou kunnen voorzien in een tijdelijke

gespecialiseerde adviserende afdeling.

9. Het Internationaal Gerechtshof en Israël

Robert Herbst berichtte op 31 december 2023 in Mondoweiss: South Africa appeals to the

International Court of Justice: Stop Israel’s genocide in Gaza.

Het 17 bladzijden lang artikel is een samenvatting van het 84 pagina’s omvattende Zuid-Afrikaanse

document. Hierbij enige saillante passages uit het artikel.

“On Thursday, December 28, South Africa filed an Application Instituting Proceedings at

the International Court of Justice to commence proceedings in a legal forum against Israel for its

genocide in Gaza, and to press for “provisional measures” – a preliminary order requiring the Israel

Government and military to cease their genocidal acts in Gaza pending a full hearing by the court.

South Africa’s Application is 84 pages long and devastating – to the State of Israel, to its Jewish

political and military leaders and personnel committing the genocidal acts and speaking openly of

their genocidal intent, to those in Israel, America, and Europe standing so firmly in support of

them, and to the Jewish people in whose name Israel purports to act.

The Application lays out these genocidal acts and statements in horrifying detail, after noting the

contextual background so often missing in diplomatic and mainstream media discussion of the

Gaza war. Israel’s acts of genocide, says South Africa: […]

Israel has already issued its first broadside condemning South Africa for launching its case against

it, calling upon the ICJ “to completely reject South Africa’s baseless claims.”  The Israeli Foreign

Ministry’s statement called it a “blood libel” by a nation cooperating with a terrorist organization,

and claimed that its army directs its military efforts only against Hamas. 

Genocidal Intent

No one who reads South Africa’s Application for themselves could possibly credit Israel’s claim

above because the statements of senior Israeli officials demonstrating genocidal intent are

displayed in all their infamy – from the Prime Minister, President and Minister of Defense on down

— proving that Israel is deliberately fighting a war against the entire Palestinian population of

Gaza. Here are some of the most disgusting morsels: […]

The Application draws the only possible conclusion:  

9

The above statements by Israeli decision-makers and military officials indicate in and of themselves a clear

intent to destroy Palestinians in Gaza as a group “as such.” They also constitute clear direct and public

incitement to genocide, which has gone unchecked and unpunished. The clear inference from the acts of the

Israeli army on the ground — including from the vast number of civilians killed and injured, and the scale of

displacement, destruction and devastation wrought in Gaza — is that those genocidal statements and

directives are being implemented against the Palestinian people.  

The Application goes on to quote IDF soldiers stationed on the ground in Gaza whose observations

support that conclusion, along with similar widespread genocidal rhetoric among non-cabinet

Knesset members, Israeli media and civil society generally.  The fundamental theme is that there

are no innocents in Gaza, only 2.3 million terrorists, who must be wiped out — Dresden and

Hiroshima often cited as positive examples.

All this convincingly proves that Israel’s response to the October 7 attack was not primarily

targeted at Hamas, as Israel claims, but rather at the Gaza population as a whole, designed to

inflict maximum collective punishment on non-combatants, and to encourage, if not require, the

entire Gazan population to leave, after which they would not be permitted to return.  This huge

ethnic cleansing dwarfs that of 1948. With its intent to destroy a large part of the Palestinian group

remaining in Palestine clearly established, Israel’s acts set forth in excruciating detail in the

Application constitute genocide. 

Genocidal acts 

And they are truly nauseating to read, digest and contemplate.  They are summarized as

follows: “(1) killing Palestinians in Gaza, including children, in large numbers; (2) causing serious

bodily and mental harm to Palestinians in Gaza, including Palestinian children; and inflicting on

them conditions of life intended to bring about their destruction a group.  Those conditions include:

(3) expulsions from homes and mass displacement, alongside the large-scale destruction of homes

and residential areas; (4) deprivation of access to adequate food and water; (4) deprivation of

access to adequate medical care; (5) deprivation of access to adequate shelter, clothes, hygiene

and sanitation; and (6) the destruction of the life of the Palestinian people in Gaza; and (7)

imposing measures intended to prevent Palestinian births.”

I am going to try to give you a sense of the evidence South Africa’s lawyers have compiled in each

of these sections, but to really appreciate the gruesome reality of what Israel has done and

continues to do, it is worth reading them in their entirety.

[Deze onderbouwing werd in deze beknopte weergave kortheidshalve weggelaten]

The relief sought 

After its detailed recitation of the evidence of the Jewish State’s genocidal acts and intent, South

Africa asks the ICJ to declare that Israel has breached its obligations as a State Party to the

Genocide Convention by committing genocide in relation to Palestinians in Gaza; that Israel must

cease forthwith all its genocidal acts; ensure that all persons committing, conspiring, attempting,

inciting, or complicit in them are punished by Israeli or international tribunals; collect and conserve

the evidence of genocide; perform the obligations of reparation in the interest of Palestinian

victims, such as allowing the safe and dignified return of forcibly displaced or abducted

Palestinians to their homes and providing for the reconstruction of what it has destroyed in Gaza;

and offer assurances and guarantees of non-repetition of its Convention violations.

10

Request for “Provisional Measures”

In light of the “ongoing, extreme and irreparable harm being suffered by Palestinians in Gaza” and

the flagrancy of Israel’s violations of the Genocide Convention, the Application requests the

preliminary relief of “Provisional Measures” under ICJ Rules and precedent that permit such

measures when at least some of the genocidal acts alleged are “capable of falling within the

provisions” of the Convention.  South Africa argues that the mass killing, the serious bodily and

mental harm imposed, the deliberate infliction of conditions of life calculated to bring about the

destruction of Palestinians in Gaza, and the imposition of measures intended to prevent births

within the group, all qualify.  

According to South Africa, previous decisions of the ICJ in Croatia’s and Bosnia’s genocide cases

against Serbia have held that methods of physical destruction other than killing, employed to seek

the death of the members of the group, are “capable of falling within the Convention’s

provisions.”  These include deprivation of food, medical care, shelter or clothing, lack of hygiene,

systematic expulsion from homes, or exhaustion as a result of physical exertion, subjecting the

group to a subsistence diet; failing to provide for adequate medical care, and generally creating

circumstances that would lead to a slow death, such as the lack of proper food, water, shelter,

clothing and sanitation.  The facts detailed in South Africa’s Application support its contention that

Israel has employed all these methods of physical destruction and will likely continue to do so. 

If the Court agrees, it could order significant preliminary relief before the case comes on for

hearing on the merits of South Africa’s claims.

ICJ jurisdiction

This case comes to the ICJ under its “Contentious Case” jurisdiction, which permits it to entertain a

dispute between two UN member states who are also parties to a treaty containing a provision

whereby, in the event of a disagreement over the interpretation or application of the treaty, one

of them may refer the dispute to the Court. South Africa and Israel are both UN members and

parties to the Genocide Convention, Article IX of which provides that disputes between

Contracting Parties relating to its interpretation, application or fulfilment, including the

responsibility of a State for genocide, shall be submitted to the ICJ at the request of any of the

parties to the dispute. South Africa recites that it has repeatedly made clear to Israel since October

30 that its actions in Gaza constitute genocide, most formally and directly by sending a “Note

Verbale” on December 21 to the Israeli Embassy in South Africa. On November 17, South Africa

was one of five nations to refer the genocide question to the International Criminal Court.

Although Israel has not responded to the Note Verbale, its public rejection of any suggestion that

its attacks on Gaza meet the legal definition of genocide, or that Israel has violated its obligations

under the Convention, serves, under the Court’s statute and case law, to establish, in South

Africa’s view, a cognizable “dispute” over the interpretation and application of the Convention,

and the Court’s jurisdiction to hear and decide it. It appears to be a strong argument for

jurisdiction, and Israel’s initial statement, while brief and preliminary, challenged South Africa’s

claims as “baseless” on the merits but did not appear to contest the Court’s jurisdiction.

Potential outcomes and implications     

With respect to the merits, South Africa’s lawyers have made a compelling case of Israel’s

genocidal acts and intent, and for the preliminary relief sought. South Africa is not alone. The

11

Presidents or other state officials of Algeria, Bangladesh, Bolivia, Colombia, Cuba, Egypt, Honduras,

Iran, Iraq, Jordan, Libya, Malaysia, Namibia, Pakistan, Syria, Turkiye, Tunisia, and Venezuela – all

State Parties to the Genocide Convention – have, according to the Application, described or

referred to Israel’s actions as genocide. They might lend support to South Africa’s case before the

ICJ.

As a member of the UN, Israel has an obligation to comply with the judgment of the ICJ in any

“contentious case” to which it is a party. If it fails to do so, resort may be had to the Security

Council, which can decide upon measures to be taken to give effect to the judgment. Of course,

the United States has often protected Israel in the Security Council with its veto before and may

well do so again in the event of preliminary Provisional Measures or a merits judgment adverse to

Israel. To be sure, Israel ignored the Court’s 2004 non-binding advisory opinion that the separation

wall was illegal, issued under its “Advisory Proceedings” jurisdiction. But that was different from

the binding judgment that Israel may face here under the Court’s “Contentious Case” jurisdiction.

And that was a wall. Genocide just might be different, especially if the Judgment is unanimous and

as well documented and reasoned as South Africa’s Application.  

Robert Herbst

Robert Herbst is a civil rights lawyer. He is co-chair of the board of ICAHD-USA and was chapter

coordinator for Westchester Jewish Voice for Peace from 2014-2017. He has served as an

independent investigator and prosecutor for the Special Court for Sierra Leone and the Residual

Mechanism of the International Criminal Tribunal for Rwanda.

EINDE

Meer van Astrid Essed