Hulde!/Excuses voor een Internationale Misdaad!
Namens De Nederlandsche Bank bied ik vandaag excuses aan. Excuses aan alle nazaten van slaafgemaakten in Nederland, in Suriname, in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Excuses aan alle mensen die door de persoonlijke keuzes van ook mijn voorgangers herleid werden tot hun huidskleur. Excuses aan alle mensen die vandaag nog steeds de gevolgen hiervan dragen.”
Dit zei Klaas Knot op 1 juli 2022, Keti Koti, de jaarlijkse viering en herdenking van de slavernij. Hij beklemtoonde ook dat De Nederlandsche Bank niet alleen voor woorden kiest, maar ook voor daden. Daden die De Nederlandsche Bank op koers zetten naar een inclusievere toekomst.
Datum: 1 juli 2022
Spreker: Klaas Knot
Locatie: Slavernijmonument,
Pietà. 1200 gulden.
Zaterdag. 1300 gulden.
Pierot. 500 gulden. “Oud”.
August. 300 gulden. “Siekelijk”.
Claartje. Nul gulden. “Nietswaardig”.
Hun naam, hun economische waarde, en een aantekening over hun gezondheid. Zo werden slaafgemaakten bij hun aankoop of verkoop in een inventaris genoteerd. Een inventaris van een Surinaamse suiker- en koffieplantage. Een inventaris die werd bijgehouden voor een van de eigenaren van de plantage: Jan Hodshon. Dezelfde man die in 1816, twee jaar na de afschaffing van de slavenhandel in Nederland, twee jaar na de oprichting van De Nederlandsche Bank, en na twee jaar directeur te zijn geweest, president wordt van De Nederlandsche Bank.
Hij zal dit negen jaar lang blijven. En al die tijd wordt voor hem dit soort inventaris bijgehouden. Al die tijd verdient hij geld aan slavernij. En al die tijd, wanneer hij de directietafel van De Nederlandsche Bank rondkijkt, is hij niet de uitzondering. Aan de directietafel is persoonlijke betrokkenheid bij slavernij eerder de regel.
En wanneer slavernij ernstig ter discussie gesteld wordt in Nederland, proberen bestuurders van De Nederlandsche Bank het politieke proces in tegengestelde richting te beïnvloeden.
Mijn voorgangers aan de directietafel van De Nederlandsche Bank hadden álle tijd om anders te kiezen. Maar ze deden dat niet.
Zo begint de geschiedenis van De Nederlandsche Bank, het instituut dat ervoor moet zorgen dat mensen vertrouwen kunnen hebben in het financiële stelsel – een geschiedenis waar de huidige directie nu duidelijk zicht op heeft, dankzij het onafhankelijke onderzoek van de Universiteit Leiden. Een geschiedenis die de huidige directie een heldere opdracht geeft. Een geschiedenis waarin mijn collega-directieleden en ik weliswaar in de schoenen van onze voorgangers staan, maar er resoluut voor kiezen om een andere weg in te slaan.
Namens De Nederlandsche Bank erken ik dat vele van mijn voorgangers handelswaar zagen waar het om mensen ging. Dat velen het bestaan en het voortbestaan van slavernij verdedigden. En dat velen later lang de gevolgen van slavernij negeerden.
Namens De Nederlandsche Bank erken ik ook onze betrokkenheid als “instituut”. Zo werd het geld waarmee De Nederlandsche Bank werd opgericht, voor een deel verdiend met slavernij. Zo aanvaardde De Nederlandsche Bank producten van de plantages, zoals koffie en suiker, als onderpand voor een lening. En zo betaalde De Nederlandsche Bank bij de afschaffing van slavernij, in opdracht van het Ministerie van Koloniën, compensatie uit aan voormalige plantage-eigenaren. Met onder hen ook bestuurders van De Nederlandsche Bank.
Namens De Nederlandsche Bank bied ik hiervoor vandaag excuses aan. Excuses aan alle nazaten van slaafgemaakten in Nederland, in Suriname, in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Excuses aan alle mensen die door de persoonlijke keuzes van ook mijn voorgangers herleid werden tot hun huidskleur. Tot een bedrag. Tot handelswaar op een inventaris. Excuses aan alle mensen die vandaag nog steeds de gevolgen hiervan dragen.
De voorbije maanden hoorde ik veel persoonlijke verhalen – verhalen over leed, maar ook over verzet en strijd. Wat ik leerde, wat ik hoorde, deed mij pijn. Het bracht het leed van toen en nu heel dichtbij. En tegelijk bleef dat leed ontzettend, onthutsend veraf voor iemand die opgroeide in de Groningse klei. De gesprekken die ik had, maakten duidelijk dat het leed van lang geleden nog lang niet geleden is. Dat die strijd nog lang niet gestreden is.
Daarom kiest De Nederlandsche Bank ervoor om vandaag niet alleen excuses aan te bieden. We kiezen niet alleen voor woorden, maar ook voor daden. Daden die hopelijk bijdragen aan de strijd tegen racisme, ongelijkheid, en onrechtvaardigheid. Daden die De Nederlandsche Bank vandaag kan waarmaken. Daden die ons op koers zetten naar een inclusievere toekomst:
- We richten een fonds op waarmee we maatschappelijke projecten zullen financieren – rond educatie, gezondheidszorg, werk, en meer. Projecten in Nederland, in het Caribisch gebied, en in Suriname. Met dit fonds zal over de komende tien jaar vijf miljoen euro verdeeld kunnen worden.
- Naast dit fonds dragen we – ook voor vijf miljoen euro – eenmalig bij aan enkele grotere projecten, zoals het Nationaal Slavernijmuseum en Kenniscentrum.
- We kijken ook naar onze eigen organisatie. De Nederlandsche Bank moet diverser en inclusiever worden. Daar blijven we aan werken. We willen racisme vandaag beter kunnen herkennen en hier vervolgens op kunnen reageren. En we willen de diversiteit bij De Nederlandsche Bank vergroten via onze werving en selectie, via stages, via het traineeship en bij promoties.
- En ons verleden, dat we nu beter kennen, zullen we niet verstoppen. In ons gebouw op het Frederiksplein zal dit in alle openheid een plek krijgen. En dit zal ook steeds een uitnodiging tot gesprek zijn. Een gesprek dat we ook zullen voeren aan de hand van de kunstwerken uit onze collectie. Een collectie die er in de toekomst nog diverser uit zal gaan zien.
De woorden die ik vandaag uitspreek, en de daden die ik vandaag aankondig, markeren voor De Nederlandsche Bank geen eindpunt – maar een ijkpunt.
Voor De Nederlandsche Bank markeert één juli 2022 een toetssteen voor de toekomst. Een toekomst met een inclusievere De Nederlandsche Bank. Een toekomst – hoop ik – met een inclusievere samenleving. Een toekomst mét elkaar.
De Nederlandsche Bank biedt excuses aan voor slavernijverleden
President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank (DNB) heeft excuses aangeboden voor de rol van de bank in het slavernijverleden. Knot deed dat tijdens de nationale herdenking van de afschaffing van de slavernij in Amsterdam, waar voor het eerst in drie jaar weer publiek bij aanwezig was. Ook de provincie Noord-Holland greep de jaarlijkse herdenking aan om excuses te maken.
Bij het monument in het Amsterdamse Oosterpark maakte Knot excuses aan alle nazaten van slaafgemaakten in Nederland, Suriname, op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. "Excuses aan alle mensen die door de persoonlijke keuzes van mijn voorgangers herleid werden tot hun huidskleur," zei de bankpresident.
De excuses volgen op een onderzoeksrapport dat in februari verscheen. DNB bleek nauw verbonden te zijn geweest bij de Nederlandse slavernij, sinds de oprichting van de bank in 1814, tot 1863. "De voorbije maanden hoorde ik veel persoonlijke verhalen, verhalen over leed, maar ook over verzet en strijd. Wat ik leerde, wat ik hoorde, deed mij pijn. Het bracht het leed van toen en nu heel dichtbij," zei Knot.
Andere sprekers tijdens de nationale herdenking waren minister voor Rechtsbescherming Weerwind en de Amsterdamse burgemeester Halsema. Amsterdam heeft vorig jaar excuses gemaakt voor het slavernijverleden.
DNB en het slavernijverleden
DNB gaf in 2020 opdracht het slavernijverleden van de centrale bank te onderzoeken. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat DNB nauw betrokken was: het startkapitaal van DNB kwam deels van ondernemers die directe belangen hadden in de plantageslavernij.
Bijna 30 procent van de producten die bij DNB werden aangeboden als onderpand voor leningen bestond uit goederen die door tot slaafgemaakten werden geproduceerd. Verder had een deel van de oprichters en bestuurders van DNB grote persoonlijke belangen in de slavernij en zij bedongen hoge compensaties toen die werd afgeschaft. Vervolgens speelde DNB een belangrijke rol in de uitbetaling van de compensatietegoeden.
De komende tien jaar zal DNB een fonds starten voor meerjarige projecten om de doorwerking van het slavernijverleden te helpen verminderen, meldt de bank in een persbericht. Het gaat om projecten op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en kennisdeling.
Geld voor educatieve projecten
Ook trekt DNB eenmalig vijf miljoen euro uit voor projecten met een educatief karakter, zoals het Nationaal Slavernijmuseum en een bijbehorend kenniscentrum. Een financiële compensatie voor geleden schade uit het verleden vindt DNB een zaak voor de overheid. De bank gaat daarom niet over tot financiële compensatie voor geleden schade.
Hoe zit het bij andere banken?
ABN Amro maakte afgelopen april al excuses vanwege betrokkenheid bij slavernij van voorgangers van de bank. Dan gaat het om Hope & Co, die een spilfunctie vervulde in de 18e-eeuwse internationale slavernij-economie. Een andere voorganger, Mees & Zoonen, verkocht verzekeringen voor slavenschepen en transport van producten die door slaafgemaakten waren geoogst.
ING laat het slavernijverleden van een van de voorgangers van de bank onderzoeken. Dat gaat om de Britse Barings-bank, die in 1995 werd overgenomen en sinds 1762 bestaat. Het Barings-archief en de Universiteit van Leeds starten dit najaar met dat onderzoek. Andere voorlopers van ING, zoals de Rijkspostspaarbank (1881), zijn van na de afschaffing van de slavernij (1863).
Bij de Rabobank speelt de kwestie niet. De boerenleenbanken waar de Rabobank uit voortkwam ontstonden pas eind 19e, begin 20e eeuw.
Na de uitkomsten van het onderzoeksrapport in februari gaf Knot al aan dat DNB kan bijdragen aan de verwerking van het leed. DNB anno 2022 staat volgens de bankpresident niet los van zijn verleden. "De bevindingen zijn behoorlijk stevig bij ons binnengekomen," zei Knot eerder dit jaar.
Het is vandaag Keti Koti, wat het verbreken van de ketenen betekent, officieel een Surinaamse feestdag ter viering van de formele afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen in 1863. Uiteindelijk hebben tot slaafgemaakten nog tot 1873 op de plantages in Suriname gewerkt, omdat ze volgens de wet nog onder toezigt van den Staat vielen.
Excuses Noord-Holland
Ook de commissaris van de Koning in de provincie Noord-Holland, Arthur van Dijk, maakte excuses voor de rol van de provincie bij de slavernij. Hij deed dat bij een viering in Paviljoen Welgelegen in Haarlem. "Ook al bestaat het gewest Holland al heel lang niet meer, we hebben net als de toenmalige bestuurders een verantwoordelijkheid te dragen."
Van Dijk bood excuses aan voor "wat onze gezagsdragers hebben aangericht in het leven van onschuldige mensen". Het is voor het eerst dat een provincie excuses maakt voor het slavernijverleden, meldt de regionale omroep NH Nieuws.
EINDE BERICHT NOS