Naar vertrouwen in elkaar.
Het nieuwe bestuur van de afdeling Zwolle van het Humanistisch Verbond, wil de regio aanzetten tot nadenken, zoals te lezen is in een artikel van Joël Ebeltjes in de Stentor van 27 juni. Een lofwaardig streven van dit jeugdige (gemiddeld 37 jaar) bestuur. Alleen vraag ik mij wel af wat daar zo typisch humanistisch aan is. De hele samenleving anno 2014 is immers het product van (na-)denken, van zowel gelovigen als ongelovigen, door de eeuwen heen! Kortom, humanisten zijn daar volstrekt niet uniek in.
Duidelijk is wel dat dat eeuwige (na-)denken ons, als mensheid, bepaald geen windeieren heeft gelegd, letterlijk noch figuurlijk. Daarnaast wordt echter ook steeds duidelijker, dat de onbedoelde bijwerkingen van die weldadige windeieren zo langzamerhand een bedreiging beginnen te vormen voor “Het Leven”. Niet alleen voor dat van mens en dier, maar voor al wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit, om met Bert Garthoff te spreken.
Om die steeds groter wordende bedreiging van het leven (door ontbossing, verwoestijning, vervuiling, overbevissing etc. etc.) het hoofd te bieden, schiet 'geloof in een leven vóór de dood' (de gedachte waar het Humanistisch Verbond zich sterk voor maakt, via radio- en tv-spotjes met BN-ers) fundamenteel tekort. Een tekort dat enkel te compenseren is door ons gezamenlijk sterk te maken voor 'geloof of vertrouwen in elkaar', als mens. Los van ras, geslacht, nationaliteit, levensbeschouwelijke gezindte, politieke gezindheid, scholing, aanzien en dergelijke.
Voor de maatschappelijke vertaling van dat broodnodige wederzijdse vertrouwen zal begrijpelijkerwijs ons dualistische op georganiseerd wantrouwen en hebzucht gestoelde partijpolitieke en economische bestel met vereende krachten op de helling gezet moeten worden. De aanzet daartoe lijkt mij een kolfje naar de hand van de jonge en ambitieuze nieuwe bestuursleden van de Zwolse humanisten, gezien het doel dat hen voor ogen staat: “Het humanisme een nieuwe impuls te geven”.
Een bijdetijdse aanzet die strookt met de geest van onze naar mondiale eenheid tenderende tijd en daarmee de weg vrijmaakt voor een mondiaal beleid waarmee de partij- en landsgrenzen overstijgende problemen van onze tijd op menswaardige wijze adequaat aangepakt kunnen worden. Zowel op plaatselijk en nationaal als op internationaal en wereldniveau. De tijd is rijp voor die wereldomvattende beschaafde aanpak, als redelijk alternatief voor de gebruikelijke.