Sociale media hebben het laatste woord.
In zijn nieuwste boek ‘De Geschiedenis van de vooruitgang’, houdt historicus Rutger Bregman ons voor dat het in de eerste plaats niet gaat om wat we doen, maar om wat we denken. Het belangrijkste daarbij is dat we onze geest weer op de toekomst richten. Dat we in discussie gaan, over alternatieven denken, en nieuwe collectieven vormen.
Houdbaarheidsdatum parlementair-monetair-gedachtegoed verstreken.
Voor het leveren van een bijdrage aan dat geestelijk omschakelingsproces, zullen wij helaas tevergeefs aankloppen bij het bevoegd gezag. Niet uit onwil, maar als logisch gevolg van het feit dat de Euro-crisis alle aandacht van onze partijpolitieke en financieel-economische kopstukken opslokt, getuige de dagelijkse berichtgeving in de media. Daardoor ontgaat het onze machthebbers ten enen male dat - in de tijd gemeten, dus voorbij de waan van de dag - het Europese project slechts een overgangsproject is, een tussenfase in het autonome proces naar mondiale eenwording.
Dit ultieme politieke doel (waarbij ik denk aan een mondiale samenleving onze VN-vlag)* zal echter nooit in het vizier kunnen(!) komen op basis van het parlementaire-monetaire-gedachtegoed, dat wereldwijd het maatschappelijk reilen en zeilen bepaalt en dus ook EU/Euro- project draaiende houdt.
Gelukkig breekt zo langzamerhand het inzicht door dat de houdbaarheidsdatum van dit gedachtegoed en daarmee van het Europese project zijn langste tijd gehad heeft. Zoetjesaan wordt immers alom duidelijk dat de mondiale problemen van onze tijd het gedateerde partijpolitieke en financieel-economische denken verre overstijgen. Doorredenerend impliceert dit in feite dat ’in het belang van het algemeen’, in het bijzonder in dat van ons nageslacht (toch onze eerste zorg!), dit denken in alle openheid op de helling gezet dient te worden.
Sociale media.
Over de mogelijkheid daartoe ben ik hoopvol gestemd, hoe groot de weerstand van het beleid ook zal zijn tegen het overboord gooien van het parlementaire-monetaire-gedachtegoed. De gangbare beleidsgrondslag die min of meer als heilig wordt beschouwd. Van hogerhand zal deze rationele (geloofs-)zekerheid daardoor nooit openlijk ter discussie worden gesteld, onder het mom van: “Gespeend van elke realiteitszin”.
Vandaar dat die broodnodige fundamentele discussie van onderop, dus door de jeugd, op gang gezet zal moeten worden. Daarin nu heb ik alle vertrouwen, gezien het vermogen van de sociale media waar ‘de grenzeloze generatie’ heer en meester over is. Met kracht van argumenten moeten onze jongeren daardoor in staat zijn een grensoverschrijdende en daardoor ongrijpbare digitale (dus geweldloze!) propagandaslag te voeren, over de invoering van een organische beleidsgrondslag** als redelijk alternatief voor de uitgewerkte parlementaire-monetaire.
Hopelijk voelt de jeugd zich geroepen tot het voeren van die ideële propagandaslag en weet zij zo haar ‘grenzeloze toekomst’ (nagenoeg kosteloos!) veilig te stellen. Van het bevoegd gezag heeft zij daaromtrent niets te verwachten.
* Wat de creatie van een mondiale samenleving onder VN-vlag betreft, kan er allereerst geen misverstand over bestaan dat deze creatie enkel gestalte zal kunnen krijgen op basis van vertrouwen, dus nooit het resultaat kan zijn van het op wantrouwen gestoelde partijpolitieke bestel. Daarnaast zal duidelijk moeten zijn dat voor die creatie de hervorming van onze volkerenorganisatie vereist is. En wel van een irrelevante mondiale praatclub tot een relevant mondiaal beleidsorgaan met bovennationale bevoegdheden. Voor die broodnodige ombouw biedt artikel 109 van het VN-Handvest alle mogelijkheid. Dit spreekt namelijk over een algemene conferentie van lidstaten met als doel de herziening van het Handvest. Mocht deze conferentie voor de tiende jaarlijkse zitting van de Algemene Vergadering nog niet hebben plaatsgevonden, dan diende hiervan een agendapunt gemaakt te worden voor de Algemene Vergadering; deze kon met gewone meerderheid, samen met een gewone meerderheid in de Veiligheidsraad het besluit nemen voor het houden van een dergelijke conferentie. De Verenigde Staten onder Eisenhower waren destijds voorstanders voor het houden van een dergelijke conferentie, maar hun voorstellen stuitten af op het krachtige verzet van de kant van de toenmalige Sovjet-Unie onder Chroesjtov. Tijdens haar tiende zitting (1955) besloot de Algemene Vergadering dan ook niet meer dan dat een algemene conferentie gehouden zou worden ‘op een daartoe geschikt tijdstip’. Volgens mij is dat ‘geschikt tijdstip’ vierentwintig jaar geleden (’89) al aangebroken, als gevolg de fluwelen revolutie. De geweldloze val van de Muur, die aan het mondialisme een geweldige impuls heeft gegeven. Ik denk dan ook dat momenteel de tijd meer dan rijp is voor de afronding van dit proces van mondialisering, door middel van het beleggen van die uitgestelde ideëel gekleurde VN-conferentie. De enige wereldomvattende operatie die het predikaat ‘VREDESOPERATIE’ ten volle verdient. Het initiatief daartoe zou onze regering ‘als VN-lid’ - uiteraard gesteund door de voltallige Kamer - kunnen nemen, bij monde van onze minister van buitenlandse zaken, de heer Drs. F.C.G.M. Timmermans.
Wat de hervorming van de VN betreft, moet worden gedacht aan de opheffing van de ondemocratische (vetorecht!) Veiligheidsraad, met de gelijktijdige overheveling van zijn belangrijkste taak - de handhaving van de internationale vrede en veiligheid - naar de Algemene Vergadering. Deze kan zich daardoor eindelijk ontwikkelen van een ongeloofwaardig mondiaal praatcollege, tot een gezaghebbend mondiaal daadcollege met bovennationale bevoegdheden. Een wereldforum, dat op basis van onze fenomenale wetenschappelijke know how op elk terrein en de alom onderschreven universele mensenrechten, een adequaat en rechtvaardig wereldbeleid weet uit te stippelen waarmee de wereldproblemen en het daaraan gekoppelde schrijnende onrecht adequaat en duurzaam(!) bestreden kunnen worden.
** De invoering van een organische beleidsgrondslag is enkel mogelijk op basis van de aanname van onze aarde als een organische giga-eenheid. Een levende totaliteit waar de mens niet boven staat, als ware hij de maker ervan, maar een integrerend (onder-)deeltje van is. Dit impliceert dat de aarde niet alleen ons (als mensheid) gemeenschappelijke bezit is, maar ook onze gemeenschappelijke voedingsbodem, zowel letterlijk als figuurlijk. Voor de juiste instandhouding daarvan, zowel in ons eigen belang als in dat van onze eerste zorg (ons nageslacht), zijn wij begrijpelijkerwijs met elkaar verantwoordelijk. Die gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het in leven houden van die organische totaliteit, kan enkel waargemaakt via een beleid dat op een dito leest (dus een organische) geschoeid is.
Om ons daarvan een beeld te vormen kunnen we het beste te rade gaan bij ons eigen lichaam. Zoals bekend vertegenwoordigt elk orgaan in ons lichaam een eigen, onvervangbare functie. De levenskracht van ons hele lichaam hangt echter niet alleen af van de gezondheid van elk orgaan afzonderlijk, maar ook van de harmonieuze samenwerking tussen alle organen. Een evenwichtige samenwerking die een levensnoodzakelijkheid is en geen concessie die hun gevraagd wordt. Ook kan hier niet van tolerantie gesproken worden. Tenslotte hoeven de longen het hart niet te verdragen. Het enige wat hen gevraagd wordt is ‘goede longen’ te zijn, zoveel mogelijk ‘long’ te zijn, en naar de mate waarin zij daarin slagen zullen zij het hart helpen een goed hart te zijn, waardoor het lichaam in staat is optimaal te functioneren.
Kortom, om de samenleving (op zowel nationaal als mondiaal niveau) te laten werken als ons eigen lichaam, dus als een ‘zelforganisatie’ of ‘intelligente orde zonder baas’, zal begrijpelijkerwijs afstand genomen moeten worden van iedere gedachte van hegemonie (inherent aan het bedrijven van partijpolitiek en handel) en niet te vergeten systematische oplossingen. Deze zijn namelijk wel helder en bevredigend voor de logica, maar juist daardoor zijn ze de werkelijkheid/waarheid ontrouw, omdat deze meer is (1+1=3) dan de som der delen (1+1=2).