Gekant tegen het Amerika van Bush

Ma 31 Oktober 2005 13:01 | Frank | 4073 keer bekeken | 0 reacties | 0 x aanbevolen | Artikel voorlezen

Het anti-Amerikanisme is geen nieuw verschijnsel. De Verenigde Staten hebben meer dan eens foute regimes gesteund in Latijns-Amerika, het Verre en Midden-Oosten en Afrika. Het is alleen maar te verwachten dat dit anti-Amerikaanse sentimenten in de kaart speelt. Wie zich ooit verdiept heeft in kwesties als Vietnam of Chili zal zich daar wel iets bij kunnen voorstellen. 

Noam Chomsky zegt in dit verband over het Midden-Oosten: 

" De VS steunen corrupte en onderdrukkende regeringen en zijn 'tegen politieke of economische vooruitgang' vanwege hun belang bij de beheersing van de olievoorraden in het gebied. Een groot deel van de wereld ziet de Amerikaanse regering als een terroristisch bewind "
(Vrij Nederland. Noam Chomsky: De Lessen van 11 september; 7 september 2002) 

Toch lijkt een afkeer van de USA nu nog actueler dan voorheen.
Waar komt dat door? Zijn er ook positieve geluiden?

Achtergronden van het huidige anti-Amerikanisme

De drijfveren achter het huidige wijdverbreide verzet tegen de Verenigde Staten verschillen waarschijnlijk niet wezenlijk van wat de afkeer van de yankees vroeger veroorzaakte. 

Allereerst is er het buitenlandse beleid van de VS, dat door velen ervaren wordt als een hypocriete vorm van imperialisme.

Het Amerikaanse opiniebureau Pew Research Center hield in maart 2004 een wereldwijd onderzoek om vast te stellen hoe men tegenover de VS stond. Er werden 7500 mensen ondervraagd, d.w.z. 1000 mensen uit Pakistan, Jordanië, Turkije, Marokko en de VS zelf, en 500 uit Engeland, Frankrijk en Duitsland. Hieruit bleek dat de woede tegenover de VS onder moslims sterk gegroeid was sinds het begin van de oorlog in Irak. Voor veel ondervraagde moslims zou het plegen van zelfmoordaanslagen acceptabel geworden zijn door het optreden van de VS. Ook in Europa blijkt het vertrouwen in de VS sterk te zijn afgenomen, vooral in Groot-Brittannië.

De oorlog in Afghanistan en Irak wordt door veel mensen gezien als iets wat voortkomt uit de wens om controle te krijgen over het Midden-Oosten en daarmee over de oliebronnen. Het uiteindelijke doel van het buitenlandse beleid van de regering George W. Bush lijkt voor velen neer te komen op economische en politieke wereldheerschappij.

De publicist H.J.A. Hofland zegt in dit verband in het NRC van 4 augustus 2004:

Zolang deze president zijn vaste koers blijft varen, zolang zal het verzet in een veelheid van vormen toenemen. En dan niet alleen tegen hem persoonlijk, maar tegen wat gezien wordt als heel Amerika.

De bekende filantroop en aanhanger van Karl Popper, George Soros stelt:

De doctrine van Bush, voor het eerst uiteengezet in een presidentiele toespraak op de militaire academie van West Point in juni 2002 en drie maanden later opgenomen in de Nationale Veiligheidsstrategie berust op twee peilers: de Verenigde Staten alles doen wat in hun vermogen ligt om hun onbetwiste militaire overmacht te handhaven en de Verenigde Staten behouden zich het recht voor om preventief op te treden. In feite vestigt de doctrine twee klassen van soevereiniteit: de soevereiniteit van de Verenigde Staten, die boven internationale verdragen en verplichtingen gaat; en de soevereiniteit van alle andere landen, die ondergeschikt is aan de wil van de Verenigde Staten. Dit doet denken aan Animal Farm van George Orwell: alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn meer gelijk dan anderen. 
(De Idee van een Amerikaans imperium zal als een zeepbel uit elkaar spatten. NRC, 17 januari 2004.) 

De beslissing om in Irak een zogeheten preventieve oorlog te beginnen tegen het regime van Saddam Hussein blijkt door weinigen toegejuicht te worden. Om te beginnen is het concept van een preventieve oorlog moreel gezien erg dubieus en bovendien begon men een oorlog tegen de wensen van de Verenigde Naties. Dit leidde tot een storm van protesten over de hele wereld, van Europa tot in Amerika zelf.

Inmiddels blijken de officiële redenen om Irak aan te vallen ook grotendeels nog bij elkaar gelogen te zijn. Er zou met name een enorme dreiging uitgaan van veronderstelde massa-vernietigingswapens die Saddam achter zou houden en er zou tastbaar bewijsmateriaal gevonden zijn voor hun bestaan. Er is doelbewust geknoeid met de waarheid. 

Het is duidelijk dat deze desinformatie niet bevorderlijk werkt voor de geloofwaardigheid van de VS. Ook de Amerikaanse media hebben trouwens bewust bijgedragen tot een vertekend beeld. De Washington Post bood zelf zijn excuses aan voor soms onvolledige en eenzijdige berichtgeving over Irak: 

"We hadden de lezers moeten waarschuwen dat we informatie hadden dat de argumentatie minder solide was dan iedereen aannam, aldus adjunct-hoofdredacteur en verslaggever Bob Woodward. We deden ons werk, maar niet goed genoeg. En dat neem ik mezelf kwalijk." In mei toonde The New York Times zich ook al kritisch over de eigen Irak-berichtgeving. Deze krant deed dit wel minder uitgebreid" (NRC, 13 augustus 2004)

Een ander voorbeeld van vérgaande desinformatie betreft de schokkende beelden van een onthoofding van een Amerikaan die geheel in scène bleek te zijn gezet.

Rachida Azough schrijft in de Volkskrant (Amerika telt zijn leugens, 29 mei 2004):

De leugens van Bush en zijn oorlogskabinet zijn officieel geteld. Maar liefst twee misleidende verklaringen hield hij op die eerste mei 2003 op de Abraham Lincoln. Ten eerste suggereerde Bush een link tussen Irak en Al Qa'ida, ten tweede bracht hij Irak in verband met de aanslagen van 11/9. Dat staat in het parlementaire onderzoeksrapport Iraq on the Record dat in maart 2004 werd gepresenteerd. Volgens de onderzoekscommissie hebben Bush, Rumsfeld, Cheney, Powell en Rice in totaal 237 misleidende verklaringen afgelegd in de periode maart 2002 tot en met januari 2004. Het grootste aantal betreft overdrijving en misleiding, maar er zitten ook grove leugens bij.

Dit alles betekent dat Irak, de Arabische wereld en in feite de hele mensheid bevestigd worden in hun cynisme over de Amerikaanse motieven. De ware bedreiging voor de (wereld)vrede ging kennelijk niet van Saddam uit, maar van Bush en zijn handlangers zelf. 

Hoe dan ook worden de Amerikaanse machthebbers in grote verlegenheid gebracht door de feiten: 

Naarmate de operatie minder lijkt op de door vice-president Cheney, minister van Defensie Rumsfeld en hun visiegenoten beloofde zegetocht, vragen ook voorstanders in de Amerikaanse media en het Congres zich af of het een goed idee was. Zeker nu Amerika zich doodschaamt voor de aan het licht gekomen vernederingspraktijken in de Abu Ghraib en andere gevangenissen in Irak en Afghanistan, raken alle zekerheden van de regering Bush los van hun ankers. 
(NRC, 15 mei 2004) 

Benjamin Barber zegt hier in dit verband onder meer 
(in Filosofie Magazine, 15, 22 september 2002. Het is tijd voor een Verklaring van Wederzijdse Afhankelijkheid.): 

Er hangt een waas van huichelarij over de rol van het Westen. De retoriek van democratie, vrijheid en menselijke waardigheid wordt inmiddels in grote delen van de wereld opgevat als een delicate vorm van imperialisme. Er was altijd al de verdenking van een onderliggend streven naar wereldwijde economische en militaire hegemonie, maar de gespierde taal van de regering Bush heeft het vertrouwen in de edele motieven nog verder doen afnemen. De toekomstige medeburgers in minder rijke en minder democratische landen koesteren inmiddels een diepcynische vijandschap tegen alles wat uit het Westen en met name uit Amerika komt. 

en:

De verbreiding van democratie vereist een werkelijk respect voor de naties waarmee bilaterale verbanden worden aangegaan. Het Amerikaanse economische, politieke en militaire machtsvertoon van dit moment is dan ook buitengewoon ondoelmatig: het vergroot alleen de rancune. In de huidige crisis in het Midden-Oosten heeft Amerika desondanks weinig oog voor de vernedering. De woede en wrok worden gevoed door ontelbare kwesties van economische onrechtvaardigheid. De armoede zelf is daarbij niet het probleem, die kan zelfs een sterk motief vormen voor het aanknopen van banden en vriendschappelijke betrekkingen, mits er tenminste voldoende uitzicht is op economische kansen. Maar de arrogantie die Amerika uitstraalt maakt dat minderbedeelden niet geloven in het bestaan van die kansen zonder Amerika te moeten bevechten.

De zeer onzuivere war on terror leidt zelf weer tot het inperken van vrijheden

Ten eerste wordt de privacy van mensen op grote schaal geschonden. Zo schrijft Olav Velthuis bijvoorbeeld:

De namen van mensen die links-radicale literatuur kopen of lenen van de bibliotheek, moeten volgens de nieuwe Patriottism Act worden geregistreerd en aan de overheid doorgegeven. 
(Waar angst regeert. De Helling, zomer 2003.)

Dit soort schendingen van burgerrechten geldt wat betreft de Amerikaanse regering niet alleen voor de eigen burgers, maar voor iedereen die ze maar even kunnen screenen.

Ruud Lubbers stelt in een interview

Die hele ontwikkeling in de VS om lijsten aan te leggen, mensen te categoriseren als lastposten, om ze te negeren, moslims die worden beschouwd als een veiligheidsrisico voor de VS, het criminaliseren van mensen die in eigen land ook al slachtoffer waren, om ze buiten de grenzen te houden en ze uit te zetten. Vreselijk: Het is absoluut ongelooflijk dat in 2003 mensen uit de VS naar Canada vluchten omdat ze zich niet langer veilig voelen. Dat is een afschuwelijke ontwikkeling.

Volgens Lubbers zijn de Amerikanen sinds de aanslagen op 11 september 2001 'verlamd'.

"Ze zijn zo overtuigd dat ze zichzelf met hand en tand moeten verdedigen tegen dreiging van buitenaf - en de president nog het meest- dat zich in feite een tragedie ontwikkelt die ingaat tegen de traditie van de VS. Het is betreurenswaardig. Dit zijn de VS niet meer!" 

Nog ernstiger is de behandeling van gevangenen in Guantánamo Bay. Er blijken zelfs kindsoldaten in de leeftijd van dertien tot vijftien zonder vorm van proces te zijn vastgezet. 
De normale vrijheden die gevangenen zouden moeten hebben gelden slechts zeer beperkt voor gedetineerden die van terrorisme worden verdacht. Alleen wanneer ze bijzonder 'goed gedrag' vertonen krijgen ze bepaalde rechten die de rest van de gevangenen worden ontzegd. 

Dit brengt ons op een nog ernstigere vorm van schending van de mensenrechten:

Vernedering en marteling van gevangenen.

Voor velen betekenden de beelden van vernederde en mishandelde gevangenen uit de Irakese Abu Ghraib-gevangenis en de verhalen over Guantánamo Bay een keihard bewijs voor de stelling dat Amerika zelf een hypocriete schurkenstaat is die geen boodschap heeft aan menselijke waardigheid. De VS verwijten dictators als Saddam onmenselijkheid terwijl zij zich zelf schuldig maken aan wandaden. Of zoals William Rivers Pitt het formuleert: 

De oorlog lijkt moreel verloren. 
(De VS zijn geworden wat zij verachten; NRC 10 mei 2004)

Aanvankelijk trachtte de Amerikaanse regering de gruwelijke berichten nog af te doen als losse incidenten die voortkwamen uit de psychologische stress waaronder de Amerikaanse militairen werden geplaatst in Irak. Maar helaas bleek zelfs deze voorstelling van zaken nog te rooskleurig. Het Pentagon bleek de harde aanpak van gevangenen in Guantánamo Bay namelijk expliciet goed te keuren. De Washington Post meldde dat de 595 vermeende Al Qa'ida- en Taliban-strijders op de basis 'uit militaire noodzaak' onder meer mogen worden gedwongen om zich uit te kleden en uren achtereen te staan, dat ze onderworpen mogen worden aan constante luide muziek, hitte en felle lichten, en dat hun slaap mag worden onthouden. Dit soort technieken zou niet vallen onder marteling, maar neerkomen op een legitieme vorm van druk ("stress and duress").

Naarmate er meer bekend werd over dit soort onmenselijke praktijken stelden sommige Amerikanen zelfs dat er een minder 'krampachtige' kijk op martelen nodig is. De definitie van fysieke marteling zou bovendien moeten worden ingeperkt tot geweld dat leidt "tot het niet meer functioneren van organen, ledematen of zelfs de dood". Van psychologische marteling zou alleen sprake zijn als de toegebrachte psychische schade maanden of jaren aanhoudt. Bovendien zou de president gerechtigd zijn de wetgeving inzake martelingen ter zijde te schuiven. Foltering zou legitiem kunnen zijn en als zelfverdediging mogen worden beschouwd indien een overheidsdienaar oprecht gelooft dat het noodzakelijk is om een op handen zijnde aanval op de VS te voorkomen. 
(Trouw, 10 juni 2004. Een minder krampachtige kijk op martelen. Redactie Buitenland.)

Er zijn inmiddels zo'n 1600 foto's bekend geworden van mishandelingen in de Abu Ghraib-gevangenis. Alle vastgelegde praktijken vallen onder het verbod van "onmenselijke of vernederende behandeling" en gaan in tegen een speciale Conventie uit 1984 tegen marteling en andere vormen van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling. Deze conventie werd aanvaard door de VS. Ze stelt uitdrukkelijk dat marteling nooit kan worden gerechtvaardigd met een beroep op een staat van oorlog of een binnenlandse noodtoestand. Het martelverbod is absoluut en leidinggevenden hebben de plicht om excessen te voorkomen.
De Amerikaanse regering meet dus duidelijk met twee maten. Als het gaat om de mensenrechten houdt de VS zich niet eens aan bindende overeenkomsten op dit gebied. 

Nu staat dit soort Amerikaanse excessen minder op zichzelf dan je misschien zou denken. 
Ook binnen de VS zelf neemt men het vaak niet zo nauw met de mensenrechten. 

Zo stelt Bart Stapert: 

Dezelfde factoren die nu in Irak, Guantánamo Bay en Afghanistan leiden tot mishandeling spelen ook al jaren een rol in de Amerikaanse gevangenissen. 
Amnesty International, Human Rights Watch en andere organisaties publiceren met grote regelmaat over de situaties in bepaalde gevangenissen in de Verenigde Staten. Daarbij gaat het niet alleen om de dodencellen en de zogenaamde Supermax gevangenissen, die zwaar beveiligd zijn en waar gevangenen in permanente isolatie worden gehouden. Juist ook in veel andere gevangenissen wordt overmatig geweld gebruikt of toegestaan door bewakers om gevangenen rustig te houden. 
Verkrachtingen tussen gevangenen worden tot op zekere hoogte getolereerd of in ieder geval te weinig voorkomen. Bewakers in sommige gevangenissen gebruiken de zogenaamde five point restraint, waarbij beide armen en benen (gespreid) en de borstkas worden vastgebonden, soms dagen achter elkaar. Dit lijkt ook in Aboe Ghraib te zijn toegepast.
(Geweld in gevangenis is heel Amerikaans, Trouw, 15 mei 2004.)

Mark Teurlings noemt in een ruimer verband het verschijnsel van de plea agreement. Dit komt neer op een juridische onderhandeling over een straf. De rechter pleegt de uitkomst van zo'n overeenkomst te volgen zonder ooit onderzoek te doen naar feiten, schuld, betrouwbaarheid van anonieme (criminele) getuigen, pseudo-koop of uitlokking. Ruim 92 % van de Amerikaanse verdachten kiest noodgedwongen voor een plea agreement
(De Stentor, 19-4-2004).

Freke Vuijst voegt hier aan toe: 

In de praktijk keert het systeem zich tegen de verdachte. Er wordt van uitgegaan dat je schuldig bent. Je moet zelf maar je onschuld bewijzen. In Nederland krijg je altijd een proces, hier is dat onderwerp van de onderhandelingen die je voert met justitie. Het hele plea bargain-systeem is handel. 
(In Amerika moet je je onschuld bewijzen. Vrij Nederland, 22 februari 2003). 

Bovendien kunnen Amerikaanse recidivisten langdurige gevangenisstraffen krijgen, ook als hun misdrijf gering is.

Nog schokkender is het feit dat de doodstraf nog steeds niet is afgeschaft in Amerika.
Er zitten daarbij ook nog eens beduidend meer zwarten dan blanken in de dodencel (NRC 18 maart 2003, NRC). Vooral zwarten wachten op de dood in Amerikaanse cellen. Meestal maakt men gebruik van een dodelijke injectie of de elektrische stoel. Maar in sommige staten heeft de veroordeelde in bepaalde gevallen ook nog de mogelijkheid om voor de gaskamer, de strop of het vuurpeloton te kiezen. 
Zelfs de executie van minderjarigen is niet afgeschaft in de VS (NRC Handelsblad, 27-1-2004. Hof VS buigt zich over de doodstraf voor minderjarige daders.) 

De Nederlandse advocaat Bart Stapert zegt over het verschijnsel van de doodstraf in Amerika onder meer: 

De roep om wraak zit diep verweven in de Amerikaanse cultuur. De doodstraf komt voort uit de Amerikaanse drang om mensen volledig individueel verantwoordelijk te houden voor hun daden. De redenering is simpel. Jij hebt het gedaan. Jij moet gestraft worden en dus maken we je dood. Oog om oog, tand om tand. Na de aanslagen op het World Trade Center in New York en het Pentagon zie je eenzelfde primaire reactie. 'Bin Laden: wanted, dead or alive. Dat is Amerika ten voeten uit.

De regering Bush lijkt op het eerste gezicht af te kunnen worden gedaan als een bende nietsontziende imperialisten, maar dat is te kort door de bocht: 

Er is sprake van een echte neoconservatieve ideologie met een religieuze ondergrond.

Anders dan sommige cynici willen geloven, is George W. Bush zelf een oprechte christen-fundamentalist. 
Marc Chavannes haalt op dit punt de voormalige neo-conservatieve Michael Lind aan: 

"Ik denk dat Bush een echte West-Texaan is." Dat wil ook zeggen dat de godsdienstige verwijzingen van de huidige Amerikaanse president in Linds ogen authentiek en diep gevoeld zijn. (...) In de lokale tribale cultuur waarin George W. Opgroeide, wordt de bijbel letterlijk genomen en nooit tegengesproken. (...) Ik ken deze cultuur, ik kom er vandaan. Het is alles of niets. Het gaat om een strijd tussen de seculiere wereld en het geloof. Voor vrijzinnige protestanten is geen plaats. Voor compromissen evenmin. 
(Ex-neoconservatief Michael Lind verklaart het verschijnsel Bush, NRC, 1 februari 2003.)

Overigens staat hij hier niet bepaald alleen in. Maar liefst driekwart van de Amerikanen gelooft bijvoorbeeld in de maagdelijke geboorte van Jezus. (Trouw, 23-8-2004).

Walter Russell Mead stelt 

Vooral in de 'red states' [de overwegend Republikeins stemmende staten tussen de twee kusten] geloven de meesten van ons nog in God, het gezin, de vlag en de doodstraf. 
(Het gelijk van de Macht, NRC, 14 juli 2002. door Marc Chavannes.)

Dit heeft bijvoorbeeld grote gevolgen voor het Amerikaanse beleid in zaken als seksualiteit en relaties. Men streeft er zoveel mogelijk naar 'zondige' zaken als pornografie en homoseksualiteit uit de maatschappij te weren. 
Zo werden onlangs meer dan 4000 homo-huwelijken die in San Francisco zijn gesloten ongeldig verklaard (NRC, 13 augustus 2004).

Hoe hypocriet de Amerikaanse samenleving kan zijn blijkt uit torenhoge boetes voor tv-stations die het waagden het zogeheten 'borstincident' met Janet Jackson uit te zenden (1 juli 2004, GHR). Hierbij was enkele momenten lang per ongeluk een ontblote borst van de zangeres te zien.

De strijd tegen Aids betekent voor de Amerikaanse regering vooral een campagne voor seksuele onthouding: 

Achter de campagne van de Amerikaanse regering (...) gaat een ideologie schuil die niet strookt met de praktijk van seksuele activiteit en geen rekening houdt met de ongelijke, vaak kwetsbare positie van vrouwen in ontwikkelingslanden, waar de hiv/aids-risico's het grootst zijn. Dit blijkt temeer uit de wijze waarop de huidige Amerikaanse regering financiële steun voor bevolkingsprogramma's in ontwikkelingslanden waarbij voorlichting over voorbehoedmiddelen en abortus een rol spelen, rigoureus heeft stopgezet. Het is een fundamentalistische politieke zienswijze op seksualiteit en man-vrouw-verhoudingen. 
(Aids en ABC. NRC, 19 juli 2004.) 

Ook mensen die verdacht worden van pedofiele gevoelens hebben het zoals bekend niet gemakkelijk in Amerika. Zeker praktiserende pedofielen lijken vogelvrij verklaard door wetgeving zoals Megan's Law, die stelt dat alle veroordeelden wegens pedoseksuele daden geregistreerd moeten worden en dat ouders geïnformeerd moeten worden over de aanwezigheid van zo'n veroordeelde in hun woonomgeving.

Het neoconservatisme van Bush en de zijnen brengt geen behoefte met zich mee aan een morele rechtvaardiging van het Amerikaanse beleid. 
Volgens de bekende Australische ethicus Peter Singer blijkt er in de ethiek van Bush zelfs geen enkele coherentie te zitten: 

Stamcelonderzoek op embryo's is in de Verenigde Staten bijvoorbeeld aan banden gelegd vanwege de 'heiligheid van het leven'. Dat laatste principe wordt weer snel vergeten als het om de bombardementen in Irak gaat. 
Tevergeefs probeert de ethicus de morele uitspraken van de Amerikaanse president in een bestaand ethisch systeem onder te brengen om deze zo te kunnen rechtvaardigen. Dat blijkt onmogelijk, omdat Bush zoals Singer vriendelijk stelt 'een weinig reflexief persoon' is. Hij oordeelt, zoals hij zelf stelt, vanuit een moreel instinct, een gevoel. Daar heeft Bush een absoluut vertrouwen in. "Ik voel zelf wat juist is, ik heb mijn adviseurs nodig om mij te vertellen waar Kosovo ligt", zei hij eens spontaan. 
(Hans Achterhuis, De president van goed en kwaad: Ethicus houdt Bush aan zijn woord. Trouw, 10-4-2004)

Bij neoconservatisme hoort ook een flinke dosis hardheid en vijanddenken. Dit uit zich onder meer in een normalisering van wapenbezit. 
Volgens een onderzoek van een Zwitsers instituut beloopt het aantal legale wapens in de VS tussen de 238 en 276 miljoen, op een bevolking van 286 miljoen mensen. Per honderd Amerikanen gaat het om 83 tot 96 wapens. Ter vergelijking: volgens het onderzoek zijn er in Nederland twee legale wapens per honderd inwoners. (HP-DeTijd, 11-7-2003)
Jaarlijks worden er 20.000 kinderen onder de twintig jaar in de VS verwond of gedood door vuurwapens.(NRC, 21 juli 2002.)

Neoconversatisme gaat hand in hand met kapitalisme van het harde type.

De houding die veel Amerikanen zelf innemen tegenover hun economische ideologie wordt wellicht goed verwoord door Walter Russell Mead: 

Vroeger werd armoede in de wereld gezien als geproduceerd door het kapitalisme. Dat is een ommekeer in het denken. En een die goed aansluit bij bepaalde Amerikaanse culturele waarden (...) Het heftigste verzet tegen de nieuwe economische dynamiek komt volgens Mead ook niet van de armen die er alles bij te winnen hebben, maar van "de administrateurs van het oude feodalisme": ambtenaren, intellectuelen en het "gilde der geleerden" dat zijn kennismonopolie aan diggelen ziet gaan door de economische modernisering en democratisering. "De petite bourgeoisie zal de klap on the chin moeten nemen", zegt Mead, met de tevredenheid op het aanbreken van het arbeidersparadijs. (...) Ik geef toe, als een Amerikaan die vaak de les is gelezen door Europese leftists schep ik er plezier in om Franse intellectuelen neer te zetten als petits bourgeois aan de verkeerde kant van de geschiedenis. 
(Sjoerd de Jong, Bush doet goed op de verkeerde manier; De Amerikaanse buitenlandexpert Walter Russell Mead over Irak, Europa en de nieuwe tijd., NRC, 26/26 juni)

Tegelijkertijd beseffen nogal wat Amerikanen ter linker zijde, de zojuist genoemde 'leftist' Europeanen, maar ook intellectuelen in niet-westerse landen dat het Amerikaanse systeem vooral ook veel armoede en ongelijkheid met zich brengt. Dit is waarschijnlijk een van de belangrijkste bronnen van de groei van het huidige anti-Amerikanisme. Net zoals het buitenlands beleid van de VS in toenemende mate agressief overkomt, lijkt ook Amerikaans kapitalisme alleen maar onmenselijker te zijn geworden.

Menno de Galan merkt hierover op: 

Het is een land dat sterk nationale visioenen koestert, maar dat tegelijkertijd de grenzen van de privatisering verkent (bij nutsbedrijven, pensioenen, in de gezondheidszorg, maar ook met defensie, waar steeds meer contracten worden gesloten met private bedrijven. Een land dat concurrentie en risico's als basisprincipes van een ondernemend leven omhelst, maar waar de sociale en economische verschillen zo groot worden dat de weg naar de top voor steeds minder mensen begaanbaar wordt. Een land dat een dam heeft opgeworpen tegen normen en waarden uit de jaren zeventig, en waar de belezen, sociaal geëngageerde intellectueel als model is vervangen door de can do-ondernemers die zijn zaken soepel voor elkaar bokst, en door de evangelische christen die zijn succes ziet als onderdeel van Gods plan met de Verenigde Staten. 
(We trappen er niet meer in: De gevolgen van de opstand der burgers in Amerika. NRC, 18 juni 2004.)

Joschka Fischer, de Duitse minister van buitenlandse zaken stelde dat het neoliberalisme in Amerika zijn economische en morele debacle beleeft en dat Europa daar lessen uit moet trekken. "Europa moet geen kopie van de Verenigde Staten worden", vindt zelfs de baas van Porsche, Wendelin Wiedeking. Hij heeft kritiek op het kortetermijndenken van ondernemers in de USA. Het opjagen van de beurskoers van een bedrijf is daar heilig verklaard. Hier tegenover plaatst hij het Europese consensusmodel met zijn sociale vrede. Ook de Britse vakbondsleider Tony Young wees het "Amerikaanse model" af tijdens een demonstratie in Engeland. 

In Nederland wijzen o.a. woordvoerders van de Socialistische Partij en Groen Links op de gevaren van een verdere veramerikanisering van het sociaal-economische beleid. Ze beschuldigen de centrum-rechtse coalities van Balkenende ervan dit proces alleen maar te willen versnellen.

Adam Joachimson zegt over de 'amerikanisering' van de Nederlandse samenleving: 

De gevolgen van de Amerikanisering van het beleid zien we dagelijks. De sociale wetgeving wordt uitgekleed, verworven rechten worden teruggedraaid en het sociale vangnet wordt onder de sociaal zwakkere weggetrokken. 
Wie niet werkt zal niet eten, is nu het adagium. Alle buitenlanders het land uit, als dat niet goedschiks kan dan maar kwaadschiks. Asielzoekers, die jaren aan het lijntje zijn gehouden, hangt deportatie boven het hoofd. Demente mensen, vindt de staatsecretaris, mogen vastgebonden worden.

En: 

Intussen is Nederland een hardvochtig en asociaal paradijs aan het worden voor de minst draagkrachtige, de zieken en de gehandicapten. Onbeschaafd, zonder een greintje solidariteit.
(Hardvochtig en asociaal; Online column, 18 september 2004)

De armoede in de Verenigde Staten zelf is anno 2004 echt schrikbarend te noemen. 
Menno de Galan wijst wat dit betreft onder meer op 

[De groep] alleenstaande moeders, een groep die in omvang in de Verenigde Staten tussen 1970 en 2000 is verdrievoudigd, van drie miljoen tot tien miljoen. Ze behoren tevens tot de 14,1 miljoen Amerikaanse burgers (op een totale bevolking van bijna 296 miljoen) die volgens de laatste census van 2002 in alarmerende armoede slijten. Bij de etnische groep waarvan ze deel uitmaken, die van de Spaans-Amerikanen leeft ruim een op de vijf, 21,8 procent, onder de armoedegrens.

Eigen schuld volgens Bush en de zijnen: 

zij wijzen bij voorkeur naar het gebrek aan discipline, buitenechtelijke geboortes, de afwezigheid van toekomstperspectief met uitzondering van de handel in drugs (of een bliksemcarrière in de sport).

En 

De oplossing van de rampzalige situatie in de sloppenwijken is in de ogen van deze conservatieve ideologen niet gelegen in grootscheepse federale programma's (...) maar in faith-based initiatives van kerken en maatschappelijke organisaties. Kerken in plaats van sociale diensten, bijbel en gebed in plaats van sociale activering en uitkeringen.

Zelfs journalist Frans Verhagen die nota bene een boek schreef met de titel "Bush is dom en 37 andere Clichés over Amerika." onderschrijft het beeld dat het slecht gesteld is met de welvaart van veel Amerikanen:

Hoe je armoede ook meet, Amerika scoort altijd hoog. Gemeten naar Amerika's eigen standaard, leven minstens 35 miljoen Amerikanen in armoede: 12,1 procent van de bevolking. De meeste volwassenen in deze groep zijn zogenaamde 'werkende armen'. Werken en toch arm? Dat kan heel goed, want de laagste lonen zijn in Amerika zo'n zes dollar per uur.
Zwarte Amerikanen, Hispanics en blanke vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de groep armen, maar minder dan de mythe wil doen geloven. Als geheel is het een gemengd gezelschap, net zo gemengd als de Amerikaanse samenleving. In de binnensteden zijn de armen zwart of Hispanic, in staten als Kentucky, Tennessee en West Virginia zijn ze voornamelijk blank. In de suburbs kan het degene zijn die achter je bij de kassa staan. ...
Amerikaanse armen vormen geen vaste en stabiele groep. Zeker er is een culture of poverty waarin armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven, maar belangrijker is dat veel mensen maar tijdelijk arm zijn. Er is vrij veel mobiliteit, je kunt best een jaar arm zijn en dan weer jaren niet. Maar de kans op armoede ligt in Amerika nooit zo ver weg. 

en: 

Voor Amerikaanse armen - en veel andere Amerikanen ook - is het hartverscheurend hoe gemakkelijk Amerika honderden miljarden uitgeeft om het lot van Irakezen te verbeteren, terwijl het niets doet om zijn eigen kansarmen te helpen.
(Trouw 11 sept. 2004)

Ook erkent Verhagen nog dat Amerikanen een reëel probleem hebben met overgewicht, iets wat in verband wordt gebracht met het (agressief kapitalistische) beleid van de voedingsmiddelenindustrie, want: meer eten betekent meer omzet. Ongeveer tweederde van de Amerikanen is te dik en de helft van hen is zelfs veel te zwaar. Amerikanen moeten gemiddeld genomen echt minder gaan eten, want hun dagelijkse inname van calorieën is veel te hoog. (Trouw, 21 juni 2003. Kees de Vré).

Zal het anti-Amerikanisme ooit verdwijnen?

Sommige deskundigen stellen dat het anti-Amerikanisme in elk geval in Europa nooit helemaal zal verdwijnen, omdat de tegenstelling als het ware vanzelfsprekend bij de verhouding tussen de VS en Europa zou horen. Er zijn belangrijke culturele overeenkomsten en verschillen die als het ware automatisch tot enige ergernis zouden leiden.

Maar dat neemt niet weg dat de vraag gerechtvaardigd is of het anti-Amerikanisme ooit nog minder voedingsbodem zal krijgen Als bovenstaande analyse van de oorzaken van het anti-Amerikanisme klopt, betekent dit in elk geval dat er heel wat moet veranderen in de Verenigde Staten. Er zal een ander buitenlands beleid gevoerd moeten worden en het hele ideologische en economische klimaat in de VS zal moeten omslaan. 
Het is te hopen dat hier tenminste iets van gerealiseerd wordt na de komende verkiezingen van november 2004.

Frans Verhagen waarschuwt in ieder geval dat het negatieve beeld van Amerika mede gekleurd wordt door misvattingen. Bijvoorbeeld over de oppervlakkigheid die de meeste Amerikanen zou kenmerken: 

Nederlanders die een tijdje in Amerika hebben gewoond, krijgen bij terugkeer in eigen land een cultuurshock te verwerken. Zo verging het mij althans. Je ervaart Nederlanders als bot en direct, en de Nederlandse samenleving als gesloten en onvriendelijk. Je realiseert je ineens hoe opmerkelijk sociaal die Amerikanen zijn. Ze helpen elkaar als het nodig is, ze houden rekening met elkaar. Ze staan zelf in een soepkeuken in plaats van de sociale zorg aan de overheid uit te besteden. Ze dringen niet voor. Kijk bij de subway: zelfs in New York geven ze de ruimte om iedereen uit te laten stappen, dan keurig in de rij naar binnen.

Wat Europeanen kunnen ervaren als oppervlakkigheid zou volgens Verhagen neerkomen op niets minder dan gemeende vriendelijkheid en beleefdheid.

Meer toegespitst op de politieke realiteit blijkt er in Amerika zelf in ieder geval volop aandacht voor rebelse geluiden als die van bijvoorbeeld filmmaker Michael Moore die met zijn film Fahrenheit 9/11 het beleid van de regering Bush op een humoristische manier aan de kaak stelt. De democratische presidentskandidaat John Kerry schijnt bovendien een reële kans te maken op de overwinning. 
Ook blijkt een groot deel van de Amerikaanse bevolking tegen de oorlog in Irak, de meeste mensen onder de 29 hebben geen enkele moeite met het homohuwelijk, en zo is er nog een hele lijst zaken waarin het regeringsbeleid van Bush afwijkt van wat er onder veel Amerikanen leeft.

De filosoof Richard Rorty, de auteur van in Achieving our Country (De voltooiing van Amerika) wijst er in dit verband op dat de politieke erfenis van de VS niet uitsluitend bestaat uit het kapitaalliberalisme dat deze regering voor de enig legitieme all-american activity laten doorgaan. 
De traditie van sociale bekommernis, vakbondssolidariteit, gewaarborgd streven naar geluk en gerechtigheid voor allen maakt volgens hem even legitiem deel uit de Amerikaanse geest als van de Europese. 
(Ger Groot: Europeanen moeten zich niet krampachtig spiegelen aan Amerika om te weten wie ze zijn. NRC, 27 maart 2004.)

En Michael Lind stelt:

Ik denk dat het protestants fundamentalisme in de Verenigde Staten aan de verliezende hand is. Het komt in deze vorm alleen nog voor in het Zuiden. Het Zuiden heeft nog de onversneden Angelsaksische cultuur van vóór de Amerikaanse revolutie (1774-1983). De latere Europese immigratie is aan het zuiden voorbijgegaan. Ik verwacht dat dit alles in de loop van deze eeuw zal verdwijnen. De immigratie van Latino's doet zijn werk. Florida is al goeddeels Latijns-Amerikaans.

Overigens vindt hij hierin de bekende schrijver Samuel Huntington, auteur van Clash of Civilizations, tegenover zich. Deze is juist pessimistisch over de teloorgang van de Amerikaanse identiteit door het opkomend multiculturalisme en de toename van het aantal Latijns-Amerikaanse immigranten. Gezien het wijdverbreide anti-Amerikaanse klimaat zullen relatief weinig mensen het met hem eens zijn.

We mogen niet uit het oog verliezen dat ook de specifieke kenmerken van de VS die overal in de wereld leiden tot anti-Amerikaanse sentimenten natuurlijk ontstaan zijn in de loop van een bepaalde geschiedenis. De Verenigde Staten vormen geen statische entiteit, maar ze zijn net als andere landen onderhevig aan een maatschappelijke dynamiek. Er zijn politieke tegenkrachten en demografische ontwikkelingen die vroeg of laat kunnen leiden tot een nieuwe cultuur en een andere verhouding tot de buitenwereld. Misschien zullen er in de toekomst minder concrete aanleidingen zijn tot anti-Amerikanisme.

Bron: tegenwicht.org