Hofstadgroep is een grote mythe
Za 3 December 2005 11:05 |
Frank |
2535 keer bekeken |
0 reacties |
0 x aanbevolen |
Artikel voorlezen
De schrijfsels van Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh? Advocaat Bart Nooitgedagt vindt de inhoud wel meevallen. Volgens hem dreigt justitie zelf van een onschuldig stel vrienden een hechte ’Hofstadgroep’ te maken.
Voor de Amsterdamse advocaat Bart Nooitgedagt kan vrijheid van meningsuiting niet ver genoeg gaan. Altijd en voor iedereen. „Ik zie ook wel dat uitspraken gevaarlijk kunnen zijn. Teksten als ’Verdonk heeft bloed aan haar handen’, de vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog die Fortuyn destijds naar zijn hoofd kreeg, hoe de Rotterdamse wethouder Pastors in verband wordt gebracht met het begrip ’Untermenschen’. Zeker op dit moment zijn zulke teksten riskant. Maar ze zijn niet strafbaar. En ze moeten dat ook niet zijn.”
Nooitgedagt trekt de vergelijking vanwege het proces tegen de ’Hofstadgroep’, dat maandag begint. Hij vertegenwoordigt daar Mohammed Fahmi B., niet te verwarren met Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh.
Fahmi is een verdachte die tot de verbeelding spreekt. Hij is een jeugdvriend en buurtgenoot van Mohammed B., werkte vlakbij het huis van Theo van Gogh in Amsterdam-Oost en had geen alibi voor de tijd rond de moord. Maar nooit is bewezen dat hij, of iemand anders, Mohammed B. hielp bij de moord.
Toch staat Fahmi B. vanaf maandag met twaalf anderen terecht omdat hij lid zou zijn van een terroristische organisatie rond Mohammed B. Hij had veel contact met de andere verdachten, ook met de twee die vorig jaar granaten naar de politie gooiden in het Laakkwartier. Ze belden hem op tijdens de belegering.
Nooitgedagt is er vast van overtuigd dat de zaak uitdraait op ’een vrijspraakje’. „De meeste verdachten wordt verweten dat zij geschriften van Mohammed B. hebben uitgewisseld. Ik vind het wel meevallen, wat die allemaal schrijft. Hij is wel enorm hard over de VS, over ongelovigen, dat wel. Er staan ook dingen in over de Amerikanen die gewoon waar zijn. Zo schrijft hij ergens dat de Amerikanen schijnheilig zijn omdat ze claimen de motor te zijn achter het internationale recht, maar niet toestaan dat hun staatsburgers worden berecht door het internationale strafhof. Sommige geschriften van Mohammed B. vind ik poëtisch, literair, hoe luguber ook.”
„Tja, de fragmenten over het omdopen van het Binnenhof tot een sjariarechtbank en over Wilders van de Euromast gooien. Het zijn geen lekkere teksten. De open brieven aan Hirsi Ali, Aboutaleb en Cohen zijn heftig. Maar er staat nergens: ’we maken je af’. Dus zo direct is het niet. In die geschriften is naar mijn mening niets strafbaars te zien. Daarbij komt dat die teksten sinds de moord op Van Gogh overal op internet te vinden zijn.”
„Er is wel geprobeerd uit te vinden in hoeverre deze jongens zich kunnen verenigen met wat in de geschriften staat die zijn aangetroffen, maar daar is niets uit gekomen.
In de politieverhoren wordt in extenso gevraagd: ’Wat vind je van de moord op Van Gogh?’ Maar al heeft geen van de verdachten zich gedistantieerd van de inhoud van de teksten, ze hebben de moord wél bijna allemaal afgekeurd. ’Je moet woorden met woorden bestrijden’, zei ook mijn cliënt.”
Mohammed B. werd behalve voor de moord op Van Gogh ook veroordeeld omdat hij het werk van Hirsi Ali als kamerlid had gehinderd, met zijn open brief aan haar. „Maar die veroordeling rustte niet alleen op de inhoud van de brief”, werpt Nooitgedagt tegen. „Door dat papier op het lichaam van Theo van Gogh te prikken, heeft hij die op duidelijke en bedreigende manier openbaar gemaakt. Dat is nogal wat anders dan het uitwisselen van tekst binnen een selecte kring.”
Het driemanskantoor van Nooitgedagt begint inmiddels gespecialiseerd te raken in terrorismezaken. Zijn kantoorgenoot verdedigt de komende weken Ismail A., een van de mannen die in het Laakkwartier werden gearresteerd. Zelf vertegenwoordigt Nooitgedagt nog drie vriendinnen van verdachten uit de Hofstadzaak, evenals een terrorismeverdachte die aan de VS dreigde te worden uitgeleverd en een man die de Syrische geestelijk leider van de Hofstadgroep het land zou hebben uitgesmokkeld. Toch heeft hij niet het idee dat hij zijn dagen tussen gevaarlijke types slijt. „Een goede, lieve jongen”, noemt hij Fahmi B., „al kan schijn bedriegen.”
Volgens het openbaar ministerie hangen de verdachten een ideologie aan die onherroepelijk tot terroristische acties leidt. Zo hechten zij, stelt het OM, veel waarde aan de begrippen ’tawheed’ (de eenheid van God) en ’takfir’ (verkettering). „De politieverhoren zijn soms hysterisch grappig”, vindt Nooitgedagt. „’Werd er ook gesproken over de takfir?’, is gevraagd. Dat hebben alle verdachten ontkend of ze hebben daar niet op geantwoord. Ook is gevraagd naar tawheed. Dat is een van de pijlers van de islam. Natuurlijk, daar zal een moslim het altijd over hebben als hij over zijn geloof praat.”
„In deze zaak is veel verwarring over begrippen”, zegt de advocaat. „Ook over de term ’huiskamerbijeenkomst’, die ze bij de AIVD en het OM hebben uitgevonden. Eén verdachte antwoordde, daarnaar gevraagd: Wat bedoelt u daarmee? Iedereen kwam wel eens bij Mohammed B. langs, maar daar lagen geen vaste afspraken aan ten grondslag. Het was een soort van jongerenhol.”
Het OM hamert tot dusver op de context. Een tekst op zich is misschien niet strafbaar, maar het hangt er maar net vanaf wie hem in bezit heeft en wat hij daarmee van plan is. Nooitgedagt: „Ik vind het eigenaardig dat iets niet strafbaar is als het wordt gevonden bij mij, blanke kaaskop en niet-moslim, wordt gevonden, maar dat het wel strafbaar zou zijn wanneer het bij moslims ligt.”
Wanneer hij verwijst naar de verdachten, weigert Nooitgedagt pertinent te spreken van een ’groep’, laat staan een terroristische organisatie. „In het begin had de officier van justitie het ook helemaal niet over ’de Hofstadgroep’, een codewoord van de AIVD. Dat hoort ook niet, want dat is beïnvloeding nog voordat er iets is bewezen. Nu gebeurt dat wel.” In politiestukken, in de uitnodigingen die het OM naar de pers stuurt, steeds gaat het tegenwoordig over de ’Hofstadgroep’.
„Ja, deze jongens kennen elkaar, soms meer soms minder. Een van de jongens kent Mohammed B. al 16 jaar. Ze komen allemaal uit de Marokkaanse kustplaats Al Hoceima en omgeving. De ouders kennen de ouders, de broers kennen elkaar. Maar slechts een paar jongens hebben strafbare feiten gepleegd, daar hangen wat nozems omheen”, volgens Nooitgedagt.
„De mythe is groot. In het huis van bewaring heeft mijn cliënt een vorm van aanzien: ’O, ben je van de Hofstadgroep? Gaaf!’ Dat is een vorm van houvast. Dat geeft status, een identiteit.” Bij eerdere zittingen begroeten de meeste verdachten elkaar meer dan hartelijk. „Je moet je voorstellen, vanuit die strikte, besloten cel ga je dan in de vroege ochtend met een speciaal transport naar de rechtszaal. Daar verdringen zich allemaal persfotografen voor jou. Je wordt in een kleine donkere cel onder het gerechtsgebouw gezet. Ineens kom je in een arena vol licht, de rechtszaal, met een tribune vol pers, familie en vrienden. Ja dan is het showtime! Het wordt een peer group, dat ontstaat gewoon. Al deze jongens maken nu hetzelfde mee. Je moet oppassen dat je zo niet creëert wat je juist wilt bestrijden.”
Nooitgedagt identificeert zich niet met de denkbeelden die aan de verdachten worden toegeschreven – „Ik respecteer ieders geloof” – en relativeert de hoogdravende teksten in het dossier. „Maar waar ik oprecht woedend over kan worden is dat hier de rechtsstaat op het spel staat. In de loop van de zaak wilden wij een aantal AIVD-medewerkers horen. De ministers Donner van justitie en Remkes van binnenlandse zaken werd verzocht om die mensen van hun geheimhoudingsplicht te ontheffen. Dan krijg je dus een brief terug waarin staat dat staatsveiligheid in dit geval boven waarheidsvinding wordt gesteld. Dat vind ik een enge uitspraak, daar ligt heel veel in besloten.”
Voor de Amsterdamse advocaat Bart Nooitgedagt kan vrijheid van meningsuiting niet ver genoeg gaan. Altijd en voor iedereen. „Ik zie ook wel dat uitspraken gevaarlijk kunnen zijn. Teksten als ’Verdonk heeft bloed aan haar handen’, de vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog die Fortuyn destijds naar zijn hoofd kreeg, hoe de Rotterdamse wethouder Pastors in verband wordt gebracht met het begrip ’Untermenschen’. Zeker op dit moment zijn zulke teksten riskant. Maar ze zijn niet strafbaar. En ze moeten dat ook niet zijn.”
Nooitgedagt trekt de vergelijking vanwege het proces tegen de ’Hofstadgroep’, dat maandag begint. Hij vertegenwoordigt daar Mohammed Fahmi B., niet te verwarren met Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh.
Fahmi is een verdachte die tot de verbeelding spreekt. Hij is een jeugdvriend en buurtgenoot van Mohammed B., werkte vlakbij het huis van Theo van Gogh in Amsterdam-Oost en had geen alibi voor de tijd rond de moord. Maar nooit is bewezen dat hij, of iemand anders, Mohammed B. hielp bij de moord.
Toch staat Fahmi B. vanaf maandag met twaalf anderen terecht omdat hij lid zou zijn van een terroristische organisatie rond Mohammed B. Hij had veel contact met de andere verdachten, ook met de twee die vorig jaar granaten naar de politie gooiden in het Laakkwartier. Ze belden hem op tijdens de belegering.
Nooitgedagt is er vast van overtuigd dat de zaak uitdraait op ’een vrijspraakje’. „De meeste verdachten wordt verweten dat zij geschriften van Mohammed B. hebben uitgewisseld. Ik vind het wel meevallen, wat die allemaal schrijft. Hij is wel enorm hard over de VS, over ongelovigen, dat wel. Er staan ook dingen in over de Amerikanen die gewoon waar zijn. Zo schrijft hij ergens dat de Amerikanen schijnheilig zijn omdat ze claimen de motor te zijn achter het internationale recht, maar niet toestaan dat hun staatsburgers worden berecht door het internationale strafhof. Sommige geschriften van Mohammed B. vind ik poëtisch, literair, hoe luguber ook.”
„Tja, de fragmenten over het omdopen van het Binnenhof tot een sjariarechtbank en over Wilders van de Euromast gooien. Het zijn geen lekkere teksten. De open brieven aan Hirsi Ali, Aboutaleb en Cohen zijn heftig. Maar er staat nergens: ’we maken je af’. Dus zo direct is het niet. In die geschriften is naar mijn mening niets strafbaars te zien. Daarbij komt dat die teksten sinds de moord op Van Gogh overal op internet te vinden zijn.”
„Er is wel geprobeerd uit te vinden in hoeverre deze jongens zich kunnen verenigen met wat in de geschriften staat die zijn aangetroffen, maar daar is niets uit gekomen.
In de politieverhoren wordt in extenso gevraagd: ’Wat vind je van de moord op Van Gogh?’ Maar al heeft geen van de verdachten zich gedistantieerd van de inhoud van de teksten, ze hebben de moord wél bijna allemaal afgekeurd. ’Je moet woorden met woorden bestrijden’, zei ook mijn cliënt.”
Mohammed B. werd behalve voor de moord op Van Gogh ook veroordeeld omdat hij het werk van Hirsi Ali als kamerlid had gehinderd, met zijn open brief aan haar. „Maar die veroordeling rustte niet alleen op de inhoud van de brief”, werpt Nooitgedagt tegen. „Door dat papier op het lichaam van Theo van Gogh te prikken, heeft hij die op duidelijke en bedreigende manier openbaar gemaakt. Dat is nogal wat anders dan het uitwisselen van tekst binnen een selecte kring.”
Het driemanskantoor van Nooitgedagt begint inmiddels gespecialiseerd te raken in terrorismezaken. Zijn kantoorgenoot verdedigt de komende weken Ismail A., een van de mannen die in het Laakkwartier werden gearresteerd. Zelf vertegenwoordigt Nooitgedagt nog drie vriendinnen van verdachten uit de Hofstadzaak, evenals een terrorismeverdachte die aan de VS dreigde te worden uitgeleverd en een man die de Syrische geestelijk leider van de Hofstadgroep het land zou hebben uitgesmokkeld. Toch heeft hij niet het idee dat hij zijn dagen tussen gevaarlijke types slijt. „Een goede, lieve jongen”, noemt hij Fahmi B., „al kan schijn bedriegen.”
Volgens het openbaar ministerie hangen de verdachten een ideologie aan die onherroepelijk tot terroristische acties leidt. Zo hechten zij, stelt het OM, veel waarde aan de begrippen ’tawheed’ (de eenheid van God) en ’takfir’ (verkettering). „De politieverhoren zijn soms hysterisch grappig”, vindt Nooitgedagt. „’Werd er ook gesproken over de takfir?’, is gevraagd. Dat hebben alle verdachten ontkend of ze hebben daar niet op geantwoord. Ook is gevraagd naar tawheed. Dat is een van de pijlers van de islam. Natuurlijk, daar zal een moslim het altijd over hebben als hij over zijn geloof praat.”
„In deze zaak is veel verwarring over begrippen”, zegt de advocaat. „Ook over de term ’huiskamerbijeenkomst’, die ze bij de AIVD en het OM hebben uitgevonden. Eén verdachte antwoordde, daarnaar gevraagd: Wat bedoelt u daarmee? Iedereen kwam wel eens bij Mohammed B. langs, maar daar lagen geen vaste afspraken aan ten grondslag. Het was een soort van jongerenhol.”
Het OM hamert tot dusver op de context. Een tekst op zich is misschien niet strafbaar, maar het hangt er maar net vanaf wie hem in bezit heeft en wat hij daarmee van plan is. Nooitgedagt: „Ik vind het eigenaardig dat iets niet strafbaar is als het wordt gevonden bij mij, blanke kaaskop en niet-moslim, wordt gevonden, maar dat het wel strafbaar zou zijn wanneer het bij moslims ligt.”
Wanneer hij verwijst naar de verdachten, weigert Nooitgedagt pertinent te spreken van een ’groep’, laat staan een terroristische organisatie. „In het begin had de officier van justitie het ook helemaal niet over ’de Hofstadgroep’, een codewoord van de AIVD. Dat hoort ook niet, want dat is beïnvloeding nog voordat er iets is bewezen. Nu gebeurt dat wel.” In politiestukken, in de uitnodigingen die het OM naar de pers stuurt, steeds gaat het tegenwoordig over de ’Hofstadgroep’.
„Ja, deze jongens kennen elkaar, soms meer soms minder. Een van de jongens kent Mohammed B. al 16 jaar. Ze komen allemaal uit de Marokkaanse kustplaats Al Hoceima en omgeving. De ouders kennen de ouders, de broers kennen elkaar. Maar slechts een paar jongens hebben strafbare feiten gepleegd, daar hangen wat nozems omheen”, volgens Nooitgedagt.
„De mythe is groot. In het huis van bewaring heeft mijn cliënt een vorm van aanzien: ’O, ben je van de Hofstadgroep? Gaaf!’ Dat is een vorm van houvast. Dat geeft status, een identiteit.” Bij eerdere zittingen begroeten de meeste verdachten elkaar meer dan hartelijk. „Je moet je voorstellen, vanuit die strikte, besloten cel ga je dan in de vroege ochtend met een speciaal transport naar de rechtszaal. Daar verdringen zich allemaal persfotografen voor jou. Je wordt in een kleine donkere cel onder het gerechtsgebouw gezet. Ineens kom je in een arena vol licht, de rechtszaal, met een tribune vol pers, familie en vrienden. Ja dan is het showtime! Het wordt een peer group, dat ontstaat gewoon. Al deze jongens maken nu hetzelfde mee. Je moet oppassen dat je zo niet creëert wat je juist wilt bestrijden.”
Nooitgedagt identificeert zich niet met de denkbeelden die aan de verdachten worden toegeschreven – „Ik respecteer ieders geloof” – en relativeert de hoogdravende teksten in het dossier. „Maar waar ik oprecht woedend over kan worden is dat hier de rechtsstaat op het spel staat. In de loop van de zaak wilden wij een aantal AIVD-medewerkers horen. De ministers Donner van justitie en Remkes van binnenlandse zaken werd verzocht om die mensen van hun geheimhoudingsplicht te ontheffen. Dan krijg je dus een brief terug waarin staat dat staatsveiligheid in dit geval boven waarheidsvinding wordt gesteld. Dat vind ik een enge uitspraak, daar ligt heel veel in besloten.”
Bron: niburu.nl