De Nederlandse burger laat zich makkelijk maatregelen aanleunen die zijn privacy aantasten.

Ma 21 Januari 2008 21:55 | louise | 5343 keer bekeken | 0 reacties | 1 x aanbevolen | Artikel voorlezen

Corien Prins, hoogleraar recht en informatisering in Tilburg, mist discussie over de vele ‘veiligheidsmaatregelen’ die de privacy van burgers aantasten. In Nederland, constateert ze, vinden we alles wel goed. „Het College Bescherming Persoonsgegevens faalt erin via een breed maatschappelijk debat de teloorgang van de privacy bespreekbaar te maken.”

 

Prins, zojuist lid geworden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), zit ook in de Commissie veiligheid en persoonlijke levenssfeer. Die commissie, onder leiding van oud-burgemeester van Utrecht Brouwer, adviseert komend najaar de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken over de relatie tussen veiligheidsmaatregelen en privacy.

Uit een studie van het Britse Privacy International en het Amerikaanse Electronic Privacy Information Center bleek onlangs dat Nederland de privacy van zijn bur gers niet best beschermt. De overheid heeft te ruime mogelijkheden om telefoons af te luisteren, internetverkeer te onderscheppen en inwoners anderszins te volgen, vinden de onderzoekers.

Op een schaal van 1 tot 6 bleek Nederland vorig jaar gedaald van 2,3 naar 2,1. Dat was goed voor een 21ste plaats tussen de 28 onderzochte Europese landen. Terwijl bescherming van de veiligheid én van persoonsgegevens wel degelijk kunnen samengaan, aldus de onderzoekers.

Hoewel internationale vergelijkingen soms mank gaan door culturele en politieke verschillen, is die voor privacy wel te maken, oordeelt Prins. Ze wijst op internationale regels waarbij nationale overheden keuzevrijheid hebben, zoals de Europese voorschriften voor opslag van telecomdata. Van de Europese Unie moeten gegevens over internetverkeer en mobiele telefonie minimaal zes maanden worden bewaard, maar het mag ook twee jaar. De Nederlandse termijn is 18 maanden, een van de langste in de EU.

Maakte de maatregel in Nederland weinig los, in Duitsland, dat internetdata slechts een half jaar bewaart, stapten burgers massaal naar de rechter. Volgens Prins vertrouwen Nederlanders erop dat de overheid in hun belang handelt. „We hebben minder indringende historische ijkpunten dan de Duitsers. Door het naziverleden zijn veel Duitsers extra huiverig voor maatregelen waarmee de overheid inbreuk kan maken op hun persoonlijk leven.”

U zei eerder dat de overheid de privacy van de burgers aantast zonder dat daar aanleiding toe is.

„Het effect van bijvoorbeeld de identificatieplicht is nog steeds niet aangetoond. Wat is er de afgelopen jaren dankzij die maatregel bereikt? Er is geen debat, er komt vooralsnog geen evaluatie en dus hoeft de overheid geen verantwoording af te leggen over nut en noodzaak. Zo’n maatregel wordt ook niet ingetrokken na verloop van tijd. Dat zou wel moeten, als die niet het beoogde effect heeft. Maar het gebeurt niet omdat veel overheidinstanties het handig vinden om die gegevens te hebben. Je weet nooit waar die nog voor kunnen dienen. Vreemd. Een maatregel kan nooit doel op zich zijn.”

De inlichtingendienst AIVD meent dat wij in Nederland juist dankzij die maatregelen geen aanslagen hebben gehad.

„Van de overheid mag je als beschermer van onze rechtsstaat wel meer verantwoording verwachten dan alleen zo’n algemeen statement. Zijn er aanslagen voorkomen dankzij die maatregelen? De overheid maakt zich te makkelijk van de discussie af. De technologie die ze inzet wordt vaak als een black box gepresenteerd. Over de kwetsbare kanten ervan is geen discussie. Burgers wordt bijvoorbeeld niet verteld dat de leveranciers van de biometrische toepassing die binnenkort op ons paspoort komt, daarop slechts twee jaar garantie geven, terwijl zo’n paspoort vijf jaar geldig is. Wat gebeurt er dan na twee jaar als de biometrie niet meer werkt?”

Maar sommige maatregelen kunnen toch gewoon nodig zijn?

„Wellicht dat een maatregel afzonderlijk nodig kan zijn, en dan hoeft het niet direct een grootschalige bedreiging voor de privacy te zijn. Maar het is juist de combinatie met andere maatregelen die bedreigend kan zijn, al helemaal met nieuwe technologieën. Nu al worden initiatieven ontwikkeld om RFID-chips in auto’s toe te passen voor het rekeningrijden. Procureur-generaal Brouwer van het OM zei vorig jaar dat hij de gegevens die via die chip worden verzameld, bruikbaar acht voor opsporing. Wat bedacht is voor betalingsgemak, verschaft de overheid dus de mogelijkheid te traceren welke auto waar en wanneer heeft gereden.”

Sommigen beweren dat je een complexe samenleving als de onze alleen draaiend kunt houden dankzij dit soort maatregelen, waarbij de privacy soms het onderspit moet delven.

„Onzin. Zo’n RFID-chip maakt ook anoniem betalen mogelijk, maar daar kiest de overheid niet voor. De overheid neemt er geen genoegen met dat iedere weggebruiker betaalt, nee, de overheid wil ook nog weten wie achter het stuur zat. Je kunt verifiëren zonder te identificeren. Het is een politieke keuze. En dan is het jammer dat er niet kritisch wordt gekeken naar zulke besluiten.”

Als kersvers lid van de WRR gaat u de privacybescherming zeker op de agenda zetten?

„Wij zullen wellicht aandacht besteden aan de maatschappelijke implicaties van nieuwe technologieën. Of de privacybescherming daar een onderdeel van is, zullen we zien.”
 

Corien Prins

Bron: NRC Handelsblad