Hoe bestrijden we de leugen?

Ma 25 Juni 2007 21:12 | louise | 3743 keer bekeken | 0 reacties | 0 x aanbevolen | Artikel voorlezen

Cees Hamelink (1940), hoogleraar Internationale Communicatie, mensenrechtenactivist en voorheen adviseur van Kofi Annan, windt er geen doekjes om: 'De kwaliteit van journalistieke media loopt terug en de leugenachtigheid in de samenleving zal toenemen. Dat is geen pessimistische uitspraak, maar een realistische.'

‘In onze samenleving wordt op alle niveaus ontzettend gelogen, dat is zo'n beetje de smeerolie van maatschappelijke relaties. Natuurlijk vooral in de commercie; eerlijkheid verkoopt nu eenmaal niet. De leugenachtigheid in de samenleving neemt toe naarmate die sneller en competitiever wordt. Zo wordt het politieke spel waarin het belangrijk is om oneliners te maken, je goed te presenteren, volledig geregisseerd door reclamemakers.
Daarnaast maakt de moderne technologie het ons steeds gemakkelijker om leugenachtig te zijn, internet is daar het uitgelezen medium voor: je bent niet verplicht je bronnen te vermelden en kunt je identiteit volledig verhullen.’

‘Ik hoorde Balkenende in het Irak-debat van 4 april nog weer beweren dat Saddam Hoessein de wapeninspecteurs heeft weggezonden. Dat is een zeer omstreden verhaal. Er werd altijd gezegd: “We zijn in opdracht van de Amerikaanse regering uit Bagdad vertrokken.” Als burger hoor je dat en denk je: “Ik heb niet de tijd en de energie om helemaal uit te gaan zoeken welk verhaal klopt”. Dan moet je er op kunnen vertrouwen dat de media zo vakkundig zijn dat zij voor jou kunnen uitzoeken welke uitspraak klopt en welke niet. Ik ben daar bezorgd over; naast de mediatrainingen in de politiek en de vakkundigheid van spindoctors, de 'professionele leugenaars', ontbreken aan de andere kant professionals die de beelden weten te deconstrueren en het publiek de broodnodige uitleg kunnen geven.’

‘Het moment waarop de Amerikaanse en Britse troepen Bagdad binnenvielen is daar een goed voorbeeld van. Op diezelfde dag werd het standbeeld van Saddam Hoessein omvergetrokken. John Rendon, de zogenaamde 'perception manager' van president Bush is het brein achter deze actie. Hij wist dat dat beeld zou aanslaan in de media. En inderdaad; het werd klakkeloos overgenomen zonder dat men zich afvroeg in hoeverre dit nou werkelijk een spontane actie was geweest.
Het heeft niet mijn sympathie, maar ik vind het wel knap, Rendon speelt in op een oerbeeld: een dictator die omver wordt geworpen, dat is de ultieme metafoor voor de complete overwinning! Hij was ook degene die ervoor gezorgd heeft dat er duizenden Koeweiti's langs de trottoirs met Amerikaanse vlaggetjes stonden te zwaaien toen de Amerikaanse mariniers in de eerste Golfoorlog Koeweit-stad binnentrokken. Tijdens een persconferentie zei hij later: “Ik heb me er altijd over verbaasd dat niemand ooit de vraag heeft gesteld waar die vlaggetjes nou vandaan kwamen!”’

‘Wat doe je als je als overheid een oorlog wilt voeren maar je hebt het volk niet mee? Woodrow Wilson, president van de Verenigde Staten in 1916, verzon een list en beweerde dat de Duitsers in België op brute wijze baby's afslachtten. Het werkte, want het volk stond van het ene op het andere moment achter de interventie in Wereldoorlog I. Bijna een eeuw later wordt de baby-truc opnieuw uit de kast gehaald aan de vooravond van de Golfoorlog. Wie herinnert zich nog het verhaal van Nayira over de couveusebaby's die door soldaten op de grond achtergelaten zouden zijn in Koeweit? Spraakmakende media namen die mythe over en binnen de kortste keren waren mensen in het Westen ineens voor een aanval. Die geschiedenis herhaalt zich weer bij de invasie in Irak in 2005: een meerderheid van het Amerikaanse en ook van het Britse volk was tegen oorlog maar plotseling hoorde je op de Amerikaanse televisie mensen uit het publiek zeggen: “Bedenk je wel dat Saddam Hoessein achter de aanval op het World Trade Center zat!” en: “Die vernietigingswapens kunnen helemaal tot in ons land komen, als die gek straks de oorlog wint, moeten wij hier allemaal een hoofddoekje op!” Oorlogspropaganda is niets anders dan het geloof verspreiden dat oorlog gelegitimeerd is.’

‘Dat soort acties werken, omdat mensen passieve nieuwsconsumenten zijn. Ze snellen de koppen in de krant en zappen langs de verschillende journaals in de veronderstelling daarmee voldoende geïnformeerd te zijn. Het kost tijd en moeite je de vraag te stellen of het beeld dat je krijgt voorgeschoteld echt wel klopt. De eerste indruk bepaalt vaak het beeld dat in ons hoofd blijft hangen. In een steeds complexere samenleving, waar we al maar meer beelden binnenkrijgen, neemt de onzekerheid toe. En dat is het moment waarop het absolutisme altijd de beste kaarten heeft; we categoriseren op goed en slecht, mooi en lelijk. Juist omdat dat nu ook weer speelt, mis je het kritische tegengeluid, de media die gewoon voldoende geëtiketteerd zijn, ook in de triviale financiële zin.’

‘We leven eigenlijk in een tribale samenleving. Binnen stamverbanden zijn mensen meestal bereid om de mensen die tot dezelfde stam behoren respect te gunnen, maar met mensen van een andere stam wordt dat lastiger, helemaal als de media beginnen uit te leggen dat die mensen van die andere stam, die Tutsi’s bijvoorbeeld, buitengewoon bedreigend zijn voor jou. De genocide in Rwanda geeft goed aan welke rol oorlogspropaganda kan spelen. Maandenlang werden de Hutu's via de radio opgehitst om de Tutsi's als kakkerlakken te vertrappen. Het is een klassiek patroon; genocide wordt bijna altijd vooraf gegaan door oorlogspropaganda en slechte sociaal-economisch omstandigheden vormen vaak de voedingsbodem. Na de Tweede Wereldoorlog is in de constitutie van UNESCO opgenomen dat oorlog begint in de hoofden van mensen. Ik denk dat oorlog eerder begint in de lichamen van mensen. Om te overleven is men soms gedwongen anderen de toegang af te snijden tot grondstoffen. Vervolgens staat er een leider op die een overstap maakt van het fysieke naar het mentale terrein en mensen begint te manipuleren. Als een bepaalde groep dan eenmaal als zondebok gelabeld is, neem je ze als het ware hun menselijkheid af, je noemt ze ratten of kakkerlakken, waardoor het een stuk minder moeilijk wordt om hen te doden.’

‘Ik reis momenteel de wereld rond met een koffertje waarin een voorstel zit om dit probleem te beteugelen. Het gaat hier om een media-rechtssysteem dat een soort vroegtijdige waarschuwing moet vormen in conflictgebieden voor het ontstaan van propaganda. Iedereen die aanzet tot genocide, of het nu een staatshoofd, een burger of een journalist is, wordt ernstig bestraft omdat het hier om een misdrijf tegen de menselijkheid gaat. Dus niet alleen het plegen van, maar ook het aanzetten tot genocide, moet strafbaar worden. Er zal alleen al een grote dreiging uit gaan van het feit dat dergelijke signalen onmiddellijk door het Internationaal Strafhof zullen worden opgepikt. In sommige landen zal de overheid niet erg staan te trappelen om zo’n systeem in te voeren, wegens eerdere betrokkenheid bij genocide. Daarnaast is de journalistieke gemeenschap verdeeld over de vraag waar de grens ligt tussen journalistiek en propaganda. Het idee heeft dus nogal wat voeten in aarde, maar ik ben optimistisch over de mogelijkheden. Het laatste nieuws is in ieder geval dat de Zwitserse regering mogelijkerwijs geïnteresseerd is in implementatie.’

‘Als je naar de wereldgeschiedenis kijkt, zie je dat we voortdurend oorlog voeren, daar is niets nieuws aan. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er in de hele wereld dertig oorlogvrije dagen geweest! We hebben een ongelimiteerde destructieve lust en daarom is het eerder wonderlijk dat we af en toe juist géén oorlog voeren, dat we af en toe gewoon vrede hebben! Ik zou willen dat journalisten daar meer aandacht aan zouden besteden, dat er naast oorlogscorrespondenten ook vredescorrespondenten aangesteld worden.
Dat goed nieuws niet verkoopt, is nooit onderzocht. In de media heerst een klasse die precies denkt te weten wat het publiek wil, het nieuws mag daarom vooral niet te ingewikkeld of akelig zijn. Ik zou wel eens willen weten wat er zou gebeuren als je een televisiestation opent, dat naast slecht nieuws ook veel ruimte maakt voor goed nieuws. Natuurlijk, je moet laten zien wat mensen elkaar aan doen, je mag de slachtoffers niet in de steek laten door weg te poetsen wat hen wordt aangedaan, maar de balans is momenteel echt zoek.’

‘Om een uitgebalanceerd beeld van de media en de wereld daaromheen te krijgen, zouden we ons veel vaker moeten afvragen of de werkelijkheid wellicht anders is dan ons wordt voorgeschoteld. Als je een beetje begint te begrijpen dat alles een achterkant heeft, dat er ook een ander verhaal is, dan ben je al minder kwetsbaar voor verschillen. De keren dat ik in Afrika ben geweest, zag ik dat andere verhaal; mensen weten daar onder de meest abominabele omstandigheden toch nog iets van hun leven te maken. Ze zeggen: “Als jíj het opgeeft daar in het noorden, wordt het écht te gek! Wij doen dat toch ook niet?!” Dat is heel erg inspirerend en bemoedigend.’

Bron: Geeske Hovingh