Spreuk met toelichting
Het 'zelf' is het licht
(Upanishaden)
Het citaat van vandaag is de conclusie
van een vraag- en antwoordspel tussen
koning Janaka en de wijze Yajnavalkya,
in een van de oerboeken van de hindoe-traditie,
de Upanishaden.
De vraag van de koning is steeds:
welk licht heefdt deze mens?
De zon, antwoordt de wijze:
"De zon is het licht waarbij hij zit,
rondgaat, zijn werk verricht en terugkeert.'
Maar als de zon is ondergegaan,
vraagt de koning,
wat is dan het licht van deze mens?
Dan is de maan zijn licht,
de maan is net licht waar bij hij zit,
rondgaat,zijn werk verricht en terrugkeert. '
Zo gaat het enige tijd door.
Als de maan er niet is, is en het vuur.
Als het vuur er niet is,
is er de stem,
want 'zelfs wanneer men zijn eigen hand
niet meer kan onderscheiden,
gaat men in de richting waar de stem zich doet horen'.
Maar als de stem er niet meer is;
vraagt Janaka, welk licht heeft deze mens dan?
'Dan is het "zelf" zijn licht', zegt de wijze,
het licht 'waarbij hij zit,
rondgaat,
zijn werk verricht en terugkeert.'
Mooi is, zegt dr. Bruno Nagel in een commentaar op deze tekst, dat niet wordt ontkend dat ook de andere lichten
- de zon, de maan, het vuur, de stem-
hun funtie hebben:
'Maar er is nog een wezelijker Licht
bij de gratie waarvan
al die andere lichten licht kunnen zijn